@database Miami.guide @Master Miami.texinfo @Width 72 This is the AmigaGuide® file Miami.guide, produced by Makeinfo-1.55 from the input file Miami.texinfo. Documentatie voor Miami V3.2 (c) Copyright 1996-1998 Nordic Global Inc. All Rights Reserved. $VER: Miami.guide 3.2 (7.11.98) @Node Main "Miami.guide" @Next "NODE_DISCLAIMER" Miami ***** Dit is de documentatie voor Miami V3.2, een geïntegreerd TCP/IP systeem voor AmigaOS. Auteursrechten (C) 1997-1998 Nordic Global Inc. Alle rechten voorbehouden. Programma en documentatie door Holger Kruse. @{" Disclaimer " Link "NODE_DISCLAIMER"} Rechtsgeldige informatie @{" Gebruik / Kopiëren " Link "NODE_CONDITIONS"} Gebruik- en kopieervoorwaarden @{" Registratie " Link "NODE_REGISTRATION"} Shareware registratie @{" Introductie " Link "NODE_INTRODUCTION"} Introductie tot Miami @{" Benodigdheden " Link "NODE_REQUIREMENTS"} Benodigde hardware en software @{" Installatie " Link "NODE_INSTALLATION"} Hoe Miami te installeren @{" MiamiInit " Link "NODE_MIAMIINIT"} Snelle start met MiamiInit @{" ToolTypes " Link "NODE_TOOLTYPES"} ToolTypes voor Miami @{" Menu's " Link "NODE_MENUS"} Programma-menu's @{" Configuratie " Link "NODE_CONFIGURATION"} Handmatige configuratie-opties @{" MNI Ethernet aansturing " Link "NODE_MNI"} MNI Ethernet-aansturing @{" Beller Commando Taal " Link "NODE_DIALERLANG"} Beschrijving van de opbeller @{" ARexx Interface " Link "NODE_AREXX"} Ondersteunde ARexx commando's @{" Omgevingsvariabelen " Link "NODE_ENVVARS"} Omgevingsvariabelen @{" Instellingen uitwisselen " Link "NODE_EXCONFIG"} Hoe uw instellingen te im- en exporteren @{" Toepassingsprogramma's " Link "NODE_UTILITY"} Andere programma's voor Miami @{" Compatibiliteit " Link "NODE_COMPATIBILITY"} Compatibiliteit-items @{" Restricties " Link "NODE_RESTRICTIONS"} Beperkingen van de huidige versie @{" Geschiedenis " Link "NODE_HISTORY"} Geschiedenis van Miami @{" De toekomst " Link "NODE_FUTURE"} De toekomst van Miami @{" Ondersteuning " Link "NODE_SUPPORT"} Hoe hulp of updates te krijgen @{" Dankbetuigingen " Link "NODE_ACKNOWLEDGEMENTS"} Erkenningen @EndNode @Node "NODE_DISCLAIMER" "Miami.guide/NODE_DISCLAIMER" @Next "NODE_CONDITIONS" @Prev "Main" @Toc "Main" Disclaimer ********** Miami WORDT VERONDERSTELD EEN TCP/IP PAKKET VOOR AmigaOS TE ZIJN DAT GEBRUIKT KAN WORDEN OM UW AMIGA MET HET INTERNET TE VERBINDEN VIA MODEM OF DOOR EEN NETWERK APPARAAT. ALHOEWEL ELKE POGING IS GEDAAN OM Miami ZO COMPATIBLE MOGELIJK TE MAKEN MET DE TCP/IP STANDAARD, KAN IK DE MOGELIJKHEID NIET UITSLUITEN DAT Miami FOUTEN HEEFT DIE SCHADELIJKE GEVOLGEN BRENGEN VOOR UW SYSTEEM OF ANDERE MACHINES VERBONDEN MET UW AMIGA. HIERBIJ WIJS IK ALLE AANSPRAKELIJKHEID OF VERANTWOORDELIJKHEID AF VOOR DEZE OF ANDERE CONSEQUENTIES VAN HET GEBRUIK VAN Miami HOE DAN OOK. DIT OMVAT, MAAR IS NIET GELIMITEERD TOT, SCHADE AAN UW UITRUSTING, AAN UW GEGEVENS, AAN ANDERE MACHINES WAAR UW AMIGA OP AANGESLOTEN IS, ELKE UITRUSTING AANGESLOTEN OP DEZE MACHINES, PERSOONLIJK LETSEL, FINANCIEEL VERLIES OF ELK ANDER SOORT RANDEFFECT. Miami WORDT GELEVERD ZOALS HET IS. DIT BETEKENT DAT IK NIET GARANDEER DAT Miami GESCHIKT IS VOOR ENIG SPECIFIEK DOEL EN DAT IK GEEN FOUT REPARATIES, UPDATES OF HULP GARANDEER GEDURENDE FOUT HERSTELLING. Miami is gebaseerd op de 4.4BSD V.2 TCP/IP netwerk code, als in de versie gedistribueerd door Walnet Creek op CD-ROM. Alle originele 4.4BSD code is vrij distribueerbaar, en bestaat uit bijdragen van vele verschillende bronnen. Voor details over individuele auteursrechten en ***disclaimer regels, raadpleeg a.u.b. de broncode bestanden, welke beschikbaar zijn bij verschillende bronnen, bijv. van de @{b}4.4BSD Lite@{ub} CD-ROM beschikbaar bij Walnut Creek. De volgende auteursrechten mededeling is van toepassing op het complete originele 4.4BSD software pakket: Begin quote All of the documentation and software included in the 4.4BSD and 4.4BSD-Lite Releases is copyrighted by The Regents of the University of California. Copyright 1979, 1980, 1983, 1986, 1988, 1989, 1991, 1992, 1993, 1994 The Regents of the University of California. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. 3. All advertising materials mentioning features or use of this software must display the following acknowledgement: This product includes software developed by the University of California, Berkeley and its contributors. 4. Neither the name of the University nor the names of its contributors may be used to endorse or promote products derived from this software without specific prior written permission. THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE REGENTS AND CONTRIBUTORS "AS IS" AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE REGENTS OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. Eind Quote Bent u er zich er alstublieft van bewust dat deze auteursrechten mededeling niet van toepassing is op het Miami pakket. Miami is NIET vrij distribueerbaar, tenzij anderszins aangegeven. Zie @{"Usage / Copying" Link "NODE_CONDITIONS"} voor details. Miami is aangewezen op @{b}Magic User Interface (MUI)@{ub}. MUI is Copyright by Stefan Stuntz. Miami benodigt de MUI custom class "Busy.mcc' door Klaus Melchior. Hier is de geassocieerde auteursrechten mededeling: Begin Quote Busy.mcc is (c) 1994-1996 by Klaus 'kmel' Melchior Eind Quote @EndNode @Node "NODE_CONDITIONS" "Miami.guide/NODE_CONDITIONS" @Next "NODE_REGISTRATION" @Prev "NODE_DISCLAIMER" @Toc "Main" Gebruik / Kopiëren ****************** Miami is shareware. In dit geval betekent dit dat een persoonlijk sleutelbestand nodig is om de volle functionaliteit van Miami te kunnen gebruiken. Gebruikers zullen hun persoonlijke sleutel van mij ontvangen na registratie. Het sleutelbestand mag niet beschikbaar worden gemaakt aan andere gebruikers ! Het aan een andere gebruiker geven van het sleutelbestand of het gebruik van sleutelbestanden die u niet direct via mij verkregen heeft voor uw persoonlijk gebruik wordt als een daad van softwarepiraterij beschouwd ! Sleutelbestanden zijn niet overdraagbaar en mogen niet verkocht of verhandeld worden aan een andere persoon of organisatie. Ze zijn bedoeld om alleen gebruikt te worden door de persoon die zich geregistreerd heeft. Het Miami binair bestand of de binaire bestanden van elk aanwendprogramma mag op geen enkele manier gewijzigd of opgelapt worden (zelfs niet voor persoonlijk gebruik), met uitzondering van manieren die expliciet door mij zijn goedgekeurd voor software updates. Het gebruik van opgelapte of gewijzigde binaire bestanden wordt beschouwd als een daad van softwarepiraterij ! Miami binaire bestanden mogen alleen gebruikt worden voor het bedoelde doel, dit is het ten uitvoer brengen op Amiga computers door AmigaOS. Het opnieuw assembleren, reverse-engineeren, of het vertalen van binaire bestanden is uitdrukkelijk verboden. De documentatie en programma teksten van Miami zijn onderhevig aan dezelfde auteursrechten als het programma zelf. Dit betekent dat noch documentatie noch programmateksten op enige manier gewijzigd of vertaald mogen worden. Om misverstanden te vermijden: U MAG NIET de Miami programmateksten of -documentatie vertalen en distribueren, tenzij ik u officeel aanstel als een Miami translator. Ongeauthoriseerde vertalingen van programma teksten of documentatie zijn illegaal, schenden mijn auteursrechten, en zullen worden verwijderd van publiekelijke software sites. Als u het Miami archief wilt distribueren gelden de volgende voorwaarden: @{b}*@{ub} De verkoopprijs mag niet hoger zijn dan de kosten van de lege disks benodigd voor de Miami bestanden plus een nominaal kopieerhonorarium plus kosten voor verzending. De totale prijs moet niet hoger zijn dan 10 US$ of 15 DM of het equivalent in elke andere valuta. @{b}*@{ub} Als het Miami archief gedistribueerd gaat worden als onderdeel van een CD-ROM verzameling van public domain en/of shareware programma's, dan mag de detailhandelprijs van de CD-ROM niet hoger zijn dan 20 US$, 30 DM of het equivalent in elke andere valuta. @{b}*@{ub} Alle delen van het programma en de documentatie moeten compleet zijn. De distributie van afzonderlijke delen of incomplete deelverzamelingen van de originele distributie is niet toegestaan. De distributie van sleutelbestanden is niet toegestaan. @{b}*@{ub} Miami of delen ervan mogen gewoonlijk niet verkocht worden in combinatie met of als onderdeel van commerciële software. Aparte licensievoorwaarden voor commerciële wederverkoop zijn op verzoek beschikbaar bij @{b}kruse@nordicglobal.com@{ub}. Echter, tenzij en totdat u mijn expliciet geschreven goedkeuring ontvangt, ga er niet van uit dat u Miami of onderdelen ervan mag distribueren in combinatie met of als onderdeel van commerciële software. @{b}*@{ub} Programma en documentatie mogen op geen enkele manier veranderd worden. Uitzondering (dit betekent: acceptabel) is het gebruik van archiveerders zoals @{b}LHA@{ub} zolang het mogelijk blijft het originele programma en gegevens terug te krijgen. @EndNode @Node "NODE_REGISTRATION" "Miami.guide/NODE_REGISTRATION" @Next "NODE_INTRODUCTION" @Prev "NODE_CONDITIONS" @Toc "Main" Registratie *********** Als u Miami vaak gebruikt, eigenschappen nodig heeft die uitgeschakeld zijn in de demoversie, of meer dan een half uur verbonden wilt blijven per keer, dan stel ik voor dat u Miami registreert. Gebruik a.u.b. het programma @{b}MiamiRegister@{ub} om te registreren. Het legt de registratieprocedure in detail uit, en maakt het u mogelijk om interactief te registreren. Neemt u a.u.b. contact op met mij via @{b}kruse@nordicglobal.com@{ub} indien u om enige reden niet in staat bent het registratieprogramma @{b}MiamiRegister@{ub} te gebruiken. Het registratiebedrag is US$ 35 voor een standaard, `volledige' Miami licentie. Geregistreerde gebruikers van het ppp.device ontvangen een korting wanneer ze upgraden naar Miami. De details worden uitgelegd door @{b}MiamiRegister@{ub}. Speciale aanbiedingen voor groeplicensering (10 gebruikers of meer tegelijk), licentie vooruitbetaling en commerciële herdistributie zijn ook beschikbaar. Contacteer @{b}kruse@nordicglobal.com@{ub} voor details. Gebruikers die Miami 2.x reeds hebben geregistreerd, hebben nieuwe sleutelbestanden nodig. De upgrade-regeling is: @{b}*@{ub} Als u uw Miami sleutelbestanden na 15 Juni 1997 hebt gekregen, dan is de upgrade naar Miami 3.x gratis. @{b}*@{ub} Als u uw Miami steutelbestanden voor 15 Juni 1997 hebt gekregen, dan heeft u een upgrade-code nodig voor uw sleutelbestanden. Upgrade-codes zijn verkrijgbaar bij Nordic Global Inc. (voor US$ 12.00) en bij sommige registratie-sites. Om uw sleutelbestanden te upgraden, moet u MiamiRegister starten. Het programma zal u upgrade-opties aanbieden en zal u tevens vertellen of er een upgrade-heffing voor u is. Als u reeds sleutelbestanden voor 3.0 heeft dan hoeft u niet opnieuw te upgraden voor 3.2. Sleutelbestanden voor 3.0 werken zonder verandering met 3.2. @EndNode @Node "NODE_INTRODUCTION" "Miami.guide/NODE_INTRODUCTION" @Next "NODE_REQUIREMENTS" @Prev "NODE_REGISTRATION" @Toc "Main" Introductie *********** Miami is een geïntegreerd TCP/IP systeem voor AmigaOS, dat u op een zeer eenvoudige manier toegang geeft tot het Internet of een lokaal netwerk via een modem of een ander netwerksysteem (bijv. Ethernet). Miami is gebaseerd op de laatste versie (4.4BSD V2) van de officiële BSD netwerk code, en op enkele van de extensies gemaakt door derden (zoals FreeBSD T/TCP en Path MTU discovery code). Dit betekent dat Miami een "echte" en complete TCP/IP stack bevat, niet slechts een emulatie die alleen delen van de TCP/IP standaard ondersteunt. De applicatie programmeerinterface van Miami is compatibel met die van AmiTCP 4.x (@{b}bsdsocket.library@{ub}), dit betekent dat de meeste programma's geschreven voor AmiTCP 4.x zullen werken met Miami zonder enige modificaties en zonder hercompileren. Bovendien heeft Miami een ingebouwde opbeller die gebruikt kan worden in zowel script-aangedreven en interactieve modus, een implementatie van de (C)SLIP en PPP protocollen, een interface naar SANA-II drivers, een grafisch gebruikersinterface voor programmabediening en -configuratie, een client voor SOCKS proxy server en vele andere mogelijkheden. Miami heeft ook een ingebouwde implementatie van @{b}inetd@{ub}, de "Internet super-server", met verscheidene ingebouwde services inclusief "fingerd" en "identd", een ingebouwde implementatie van @{b}TCP:@{ub}, de AmigaDOS stream handler voor TCP/IP, en een ingebouwde implementatie van usergroup.library, het interface om gebruikers en gebruikersgroepen te beheren. In tegenstelling tot andere protocols stack voor algemene toepassingen heeft Miami zeer omvangrijke ondersteuning voor modem-gebaseerde opbelverbindingen om het Internet op te gaan. Het configuratieproces is zo simpel mogelijk gemaakt: de meeste configuratieparameters worden automatisch bepaald door Miami. Miami ondersteunt ook voorgeconfigureerde instellingen die gedistribueerd kunnen worden door Internet providers. Miami kan tevens gebruikt worden met een niet-modem verbinding, bijv. een Ethernet interface, een Arcnet interface, of een kabelmodem. Miami ondersteunt verschillende GUI modules voor het configureren. Wanneer Miami bestuurt wordt (bijv. bij het online of offline gaan, of bij het veranderen van de instellingen) moet een GUI module geladen worden. Wanneer Miami eenmaal online is, is het mogelijk de GUI module te verwijderen om zo geheugen uit te sparen. U kunt de GUI module op elke gewenst ogenblik weer herladen als u veranderingen aan wilt brengen aan uw opstelling. Miami ondersteunt momenteel de volgende GUI modules: @{b}MUI@{ub} Deze module benodigt MUI (Magic User Interface) 3.8 of hoger, en genereert een gebruikerinterface in de typische MUI stijl. @{b}MUIMWB@{ub} Deze module is identiek aan de `MUI' module, met de uitzondering dat het op sommige plaatsen ook plaatjes gebruikt, niet alleen tekst, en is uitvoeriger vormgegeven. Het benodigt MUI 3.8 of hoger, en een scherm met tenminste 8 kleuren met het MagicWB kleurenpalet. @{b}GTLayout@{ub} Deze module genereert een GadTools-gebaseerd gebruikerinterface, en benodigt Olaf Barthel's gtlayout.library versie 40 of hoger. Het heeft geen MUI nodig. De aanbevolen GUI module is `MUI' of (voor diepe schermen) `MUIMWB'. De GTLayout module kan evengoed gebruikt worden, maar sommige functies van de MUI module zijn er niet in aanwezig (bijv. het sorteren van databankitems door middel van slepen). Voor u Miami start moet u eens kijken naar @{"MiamiInit" Link "NODE_MIAMIINIT"}. MiamiInit is een programma die voor de meeste gebruikers Miami configureert naar uw behoeften, inclusief belscript, identificatie, IP adres, DNS servers, netmask en alle andere configuratie variabelen. Na het gebruik van MiamiInit moet u Miami opstarten, de configuratie importeren, the nieuwe instellingen bewaren, en een verbinding maken met uw aanbieder. Als u Miami wilt gebruiken met een lokale Ethernetverbinding dan mocht u daarvoor Miami handmatig willen configureren. U kunt MiamiInit hiervoor gebruiken, maar MiamiInit ondersteunt momenteel de nieuwe MNI aansturingen niet. Als u MiamiInit gebruikt dan kunt u alleen SANA-II aansturingen met uw Ethernetkaart gebruiken. Dit wordt aangepast in een toekomstige versie. @EndNode @Node "NODE_REQUIREMENTS" "Miami.guide/NODE_REQUIREMENTS" @Next "NODE_INSTALLATION" @Prev "NODE_INTRODUCTION" @Toc "Main" Benodigdheden ************* Om Miami te gebruiken heeft u nodig: @{b}*@{ub} een Amiga met daarop draaiend OS 2.04 of hoger @{b}*@{ub} MUI 3.8 of hoger als u één van de MUI modules wilt gebruiken, of anders gtlayout.library V40 of hoger voor de GTLayout module. U zult tevens enige hardware nodig hebben voor het netwerk en een machine om mee te verbinden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen zijn: @{b}*@{ub} een modem verbonden met uw Amiga en met een telefoonlijn. De modem zou op zijn minst Hayes-compatibel moeten zijn. De meeste huidige modems zijn dat. Plus een SLIP of PPP account bij een Internetaanbieder. Als u alleen een shell account heeft kunt u Miami ook gebruiken, maar dan moet u eerst bij uw aanbieder Slirp of TIA installeren. In dit geval moet u uw aanbieder vragen of u toegestaan bent om dit te doen, en hoe en waar u Slirp of TIA kunt verkrijgen. @{b}*@{ub} een Ethernetkaart, een kabelmodem, en een SLIP/PPP account zoals hierboven beschreven. @{b}*@{ub} een Ethernetkaart die uw machine verbindt met een lokaal netwerk (local area network). Merk op dat Miami @{i}geen@{ui} pp.device, appp.device, amippp.device or (rh)(c)slip.device nodig heeft. De PPP en (C)SLIP protocollen zijn in Miami ingebouwd, als efficiëntere en meer geavanceerde versies dan die momenteel verkrijgbaar zijn in SANA-II devices. @EndNode @Node "NODE_INSTALLATION" "Miami.guide/NODE_INSTALLATION" @Next "NODE_MIAMIINIT" @Prev "NODE_REQUIREMENTS" @Toc "Main" Installatie *********** Miami is ingepakt in de volgende archieven: @{b}Miami30main.lha@{ub} Het hoofdarchief. Iedereen heeft dit nodig. @{b}Miami30-000.lha@{ub} De 68000/010 versie van Miami. U heeft dit nodig indien uw Amiga een 68000 of 68010 processor heeft. @{b}Miami30-020.lha@{ub} De 68020+ versie van Miami. U heeft dit nodig indien uw Amiga een 68020, 68030, 68040 of 68060 processor heeft. @{b}Miami30-MUI.lha@{ub} De MUI module voor Miami. U heeft dit nodig indien u Miami samen met MUI >=3.8 wilt gebruiken. @{b}Miami30-GTL.lha@{ub} De GTLayout module voor Miami. U heeft dit nodig indien u Miami samen met gtlayout.library V40 of hoger wilt gebruiken. Iedereen moet het hoofdarchief downloaden, één van de twee processor archieven (000 of 020), en tenminste één van de twee GUI module archieven. U kunt meer dan één GUI module installeren, als u wilt. Download alle archieven, pak ze uit in dezelfde (tijdelijke) lade en voer dan het Installer script uit in die lade om Miami te installeren. Het Installer script kan gebruikt worden voor een nieuwe installatie of voor updates. Alle bestanden worden gekopieerd van de installie-lade naar één enkele lade, en er worden geen systeemlades of -bestanden aangepast, met één uitzondering: Het Installer script vraagt u of u een "Miami:" assign wil creëren, en voegt daarna de benodigde commando's toe aan uw user-startup bestand. Het us @{i}noodzakelijk@{ui} dit te laten doen. Als u deze stap overslaat tijdens de installatie dan @{i}moet@{ui} u handmatig een toewijzing aanmaken voordat u Miami opstart. Anders zal Miami niet goed functioneren. @EndNode @Node "NODE_MIAMIINIT" "Miami.guide/NODE_MIAMIINIT" @Next "NODE_TOOLTYPES" @Prev "NODE_INSTALLATION" @Toc "Main" MiamiInit ********* MiamiInit is een aanwendprogramma dat probeert alle configuratieparameters te bepalen die nodig zijn voor een seriële verbinding (SLIP of PPP) of een SANA-II verbinding (Ethernet, Arcnet etc.), en bewaart een configuratiebestand dat later gebruikt kan worden door Miami. Het eerste ding wat u moet doen om Miami te configureren nadat u het Miami pakket geïnstalleerd heeft is om MiamiInit te starten, en door het dialoog te lopen. Al doende belt MiamiInit uw Internet-aanbieder op, bepaalt alle benodigde parameters, en bewaart deze op het eind. MiamiInit ondersteunt alleen de meest gangbare opstellingen op het moment. Zeer ongebruikelijke gevallen zoals gegevensformaten anders dan @{b}8N1@{ub}, niet-Hayes-overeenkomstige modems of 3-draads modemkabels worden niet ondersteunt. Als u een zo'n ongebruikelijke opstelling heeft, dan moet u Miami handmatig moeten installeren in plaats van het grbruik van MiamiInit. Merk op dat afhankelijk van de configuratie van uw netwerk MiamiInit niet in staat kan zijn om alle informatie geheel zelf te kunnen vinden. Het is @{i}geen@{ui} fout als MiamiInit u vraagt voor dingen als IP adressen of netmaskers gedurende de configuratie. Dit betekent slechts dat er geen server op het netwerk aanwezig is die dit soort informatie doorgeeft aan MiamiInit. In dit geval moet u uw Internet-aanbieder of netwerkbeheerder vragen om de missende informatie. In het algemeen, als u een zeer klein lokaal netwerk aan het opzetten bent, die alleen bestaat uit Amigas en PCs, zult u normaalgesproken de meeste informatie zelf moeten invoeren. Aan de andere kant, wanneer u verbinding maakt met Internet of een bestaand gemeenschappelijk netwerk dat ingesteld is om nieuwe machines te configureren dan kan MiamiInit vaak zelf de meeste of alle informatie vinden via een server. MiamiInit ondersteunt momenteel geen MNI aansturing. Als u Miami wilt configureren voor Ethernet dan moet u ofwel MiamInit gebruiken en dit configureren voor SANA-II, ofwel Miami handmatig configureren. Natuurlijk kunt u ook eerst MiamiInit starten, het systeem configureren voor SANA-II en dan later overschakelen naar MNI, na het importeren van de instellingen in Miami. @EndNode @Node "NODE_TOOLTYPES" "Miami.guide/NODE_TOOLTYPES" @Next "NODE_MENUS" @Prev "NODE_MIAMIINIT" @Toc "Main" ToolTypes ********* Miami ondersteunt de volgende ToolTypes wanneer het gestart wordt vanuit de Workbench (of argumenten wanneer het gestart wordt vanuit de Shell): @{b}PACKETDEBUG@{ub} Schakelt pakketniveau debugging mode in. Als u "PACKETDEBUG=10" of "PACKETDEBUG=20" specificeert dan creëert Miami een bestand "Miami.debug" met een hexadecimale dump van alle verzonden en ontvangen pakketten. U moet dit alleen gebruiken tijdens debuggen, niet tijdens normale toepassing, om de logs zeer snel groeien en veel processortijd consumeren. Een waarde van 10 logt slects de pakket payloads. Een waarde van 20 logt ook de rauwe pakketdata (voor PPP/SLIP). @{b}DONTCONNECT@{ub} Als u Miami heeft geconfigureerd om automatisch verbinding te maken met uw Internet-aanbieder telkens wanneer u Miami start, dan kunt u dit ToolType gebruiken om dat gedrag af te schakelen, wat u een kans geeft om instellingen te veranderen voordat u een verbinding maakt. @{b}SETTINGS@{ub} Elk projecticoon heeft een "SETTINGS" ToolType nodig zodat Miami het herkent als een instellingenbestand. Vanuit de Shell kunt u het argument "SETTINGS=bestandsnaam" gebruiken om een te laden instellingenbestand te specificeren. @{b}IMPORTMIAMIINIT@{ub} Het argument "IMPORTMIAMIINIT=bestandsnaam" zegt Miami om een instellingenbestand van MiamiInit te importeren. @{b}IMPORTASCII@{ub} Het argument "IMPORTASCII=bestandsnaam" zegt Miami om een ASCII instellingenbestand (distributieformaat) te importeren. @{b}SAVESETTINGS@{ub} Het argument "SAVESETTINGS" zegt Miami om de instellingen als standaard instellingen te bewaren. Dit argument is het meest krachtig wanneer het gecombineerd wordt met "IMPORTMIAMIINIT' of "IMPORTASCII" om externe instellingenbestanden te importeren en te converteren naar een Miami instellingbestand. @{b}AREXX@{ub} Het argument "AREXX=bestandsnaam" zegt Miami om het gespecificeerde ARexx script uit te voeren bij het opstarten. @{b}PUBSCREEN@{ub} Het argument "PUBSCREEN=naam" zet het openbaar (publiek) scherm waarop u Miami wilt laten openen. Merk echter op dat MUI modules hun eigen manier hebben om schermen te configureren. @{b}GUI@{ub} Het argument "GUI=naam" zegt Miami welke GUI engine te gebruiken voor het gebruikersinterface. Dit heeft voorrang over elke gebruikersinterface keuze in het instellingenbestand. @{b}NOGUI@{ub} Het argument "NOGUI" laat Miami opstarten zonder een gebruikersinterface te vertonen. Gebruik geen ongedocumenteerde ToolTypes! Deze ToolTypes zullen normaalgesproken niet doen wat u verwacht dat ze doen, and kunnen de compatibiliteit en snelheid van Miami reduceren. @EndNode @Node "NODE_MENUS" "Miami.guide/NODE_MENUS" @Next "NODE_CONFIGURATION" @Prev "NODE_TOOLTYPES" @Toc "Main" Menus ***** Beschrijving van alle menu-items: @{b}Project/Over...@{ub} Vertoon informatie over Miami. @{b}Project/About MUI...@{ub} Vertoon informatie over MUI (Magic User Interface). Dit menu-item is alleen beschikbaar wanneer één van de MUI gebruikersinterface modules gebruikt wordt. @{b}Project/Iconificeren@{ub} Iconificeer alle vensters van Miami. Merk op dat dit voor sommige gebruikersinterface modules (bijv. GTLayout) gelijk is aan `Project/Verwijder GUI'. @{b}Project/GUI verwijderen@{ub} Iconificeer alle vensters van Miami en verwijder de GUI module uit het geheugen. @{b}Project/Offline zonder ophangen@{ub} Ga offline zonder de modemlijn eerst op te hangen. @{b}Project/Quit zonder ophangen...@{ub} Verlaat Miami zonder eerst de modem lijn op te hangen. @{b}Project/Verlaten...@{ub} Verlaat Miami. @{b}Instellingen/Laden...@{ub} Laad een instellingenbestand. @{b}Instellingen/Bewaren@{ub} Bewaar de huidige instellingen in een huidige instellingenbestand. @{b}Instellingen/Bewaren als...@{ub} Bewaar de huidige instellingen in een nieuw instellingenbestand. @{b}Instellingen/Bewaren als standaard@{ub} Bewaar de huidige instellingen als standaardinstellingen voor Miami. @{b}Instellingen/Icoon aanmaken@{ub} Maak een projecticoon aan voor elk bewaard instellingenbestand. @{b}Instellingen/Importeren van distribution...@{ub} Importeer een instellingenbestand van Miami's distributieformaat (ASCII). @{b}Instellingen/Exporteren naar distribution...@{ub} Exporteer de instellingen naar een bestand in Miami's distributieformaat (ASCII). @{b}Instellingen/Importeren van MiamiInit V2...@{ub} Importeer een instellingenbestand van MiamiInit versie 2. Deze functie is verouderd. U moet MiamiInit versie 3 gebruiken en de importeerfunctie `Instellingen/Importeren van MiamiInit V3...'. @{b}Instellingen/Importeren van MiamiInitSANA2 V2...@{ub} Importeer een instellingenbestand van MiamiInit versie 2. Deze functie is verouderd. U moet MiamiInit versie 3 gebruiken en de importeerfunctie `Instellingen/Importeren van MiamiInit V3...'. @{b}Instellingen/MUI Instellingen...@{ub} Open het MUI configuratievenster. Dit menu-item is alleen beschikbaar indien een van de MUI gebruikersinterface modules gebruikt wordt. @EndNode @Node "NODE_CONFIGURATION" "Miami.guide/NODE_CONFIGURATION" @Next "NODE_MNI" @Prev "NODE_MENUS" @Toc "Main" Configuratie ************ De configuratie van Miami wordt geheel gedaan door het grafisch gebruikersinterface. Er zijn geen zelf te bewerken configuratiebestanden of omgevingsvariabelen. Beschrijving van het grafisch gebruikersinterface: @{" Algemeen " Link "NODE_GUI_GENERAL"} De `Algemeen' pagina @{" Interface " Link "NODE_GUI_INTERFACE"} De `Interface' pagina @{" PPP " Link "NODE_GUI_PPP"} De `PPP' pagina @{" Beller " Link "NODE_GUI_DIALER"} De `Beller' pagina @{" Databank " Link "NODE_GUI_DATABASE"} De `Databank' pagina @{" TCP/IP " Link "NODE_GUI_TCPIP"} De `TCP/IP' pagina @{" Gebeurtenissen " Link "NODE_GUI_EVENTS"} De `Gebeurtenissen' pagina @{" Modem " Link "NODE_GUI_MODEM"} De `Modem' pagina @{" Logboek " Link "NODE_GUI_LOGGING"} De `Logboek' pagina @{" Vensters " Link "NODE_GUI_WINDOWS"} De `Vensters' pagina @{" GUI " Link "NODE_GUI_GUI"} De `GUI' pagina @{" Socks " Link "NODE_GUI_SOCKS"} De `SOCKS' pagina @{" Diversen " Link "NODE_GUI_MISC"} Andere GUI elementen @EndNode @Node "NODE_GUI_GENERAL" "Miami.guide/NODE_GUI_GENERAL" @Next "NODE_GUI_INTERFACE" @Toc "NODE_CONFIGURATION" Algemeen ======== Behalve het officiële Miami logo en een knop om het Miami registratieprogramma te starten, bevat deze pagina niets anders. @{" Register " Link "NODE_GUI_GENERAL_REGISTER"} De `Registreer' knop @EndNode @Node "NODE_GUI_GENERAL_REGISTER" "Miami.guide/NODE_GUI_GENERAL_REGISTER" @Toc "NODE_GUI_GENERAL" Registreer ---------- Deze knop start het programma @{b}MiamiRegister@{ub}, wat het u mogelijk maakt om een Miami licentiecode te bestellen, Miami te registreren of uw registratie te upgraden. @{b}MiamiRegister@{ub} moet in dezelfde lade aanwezig zijn als Miami, of in het standaard Shell pad. Bij sommige GUI modules (bijv. MUI) wordt deze pagina geselecteerd door te klikken op "Algemeen" in het lijstoverzicht. Met andere GUI modules vertoont het Miami hoofdvenster altijd de inhoud van de "Algemeen" pagina, and andere pagina's komen op in subvensters. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE" @Next "NODE_GUI_PPP" @Prev "NODE_GUI_GENERAL" @Toc "NODE_CONFIGURATION" Interface ========= @{" Interface type " Link "NODE_GUI_INTERFACE_TYPE"} De `Interface type' knop @{" Aansturing / Eenheid " Link "NODE_GUI_INTERFACE_DEVICE"} De `Aansturing' and `Eenheid' knoppen @{" Snelheid " Link "NODE_GUI_INTERFACE_SPEED"} De `Snelheid' knop @{" Gebruik CD " Link "NODE_GUI_INTERFACE_CD"} De `CD' knop @{" Protocol " Link "NODE_GUI_INTERFACE_PROTOCOL"} De `Protocol' knop @{" Flow controle " Link "NODE_GUI_INTERFACE_FLOW"} De `Flow control' knop @{" EOF modus " Link "NODE_GUI_INTERFACE_EOF"} De `EOF modus' knop @{" Seriële modus " Link "NODE_GUI_INTERFACE_SERIAL"} De `Seriële modus' knop @{" MNI Opties " Link "NODE_GUI_INTERFACE_MNIOPT"} De `MNI Opties' knoppen @{" IP type / adres " Link "NODE_GUI_INTERFACE_IP"} De `IP' knoppen @{" Netmasker type / adres " Link "NODE_GUI_INTERFACE_MASK"} De `Netmasker' knoppen @{" Gateway type / adress " Link "NODE_GUI_INTERFACE_GWAY"} De `Gateway' knoppen @{" Multicasts " Link "NODE_GUI_INTERFACE_MULTICASTS"} De `Multicasts' knop @{" Mapping " Link "NODE_GUI_INTERFACE_MAPPING"} De `Mapping' knop @{" MTU " Link "NODE_GUI_INTERFACE_MTU"} De `MTU' knop @{" SANA-II parameters " Link "NODE_GUI_INTERFACE_STP"} De `SANA-II parameters' knop @{" MNI parameters " Link "NODE_GUI_INTERFACE_MNIP"} De `MNI parameters' knoppen @{" MNI informatie " Link "NODE_GUI_INTERFACE_MNIINFO"} De `MNI informatie' knoppen @{" Vind kaarten " Link "NODE_GUI_INTERFACE_FINDB"} De `Vind kaarten' knop @{" Inactiviteit " Link "NODE_GUI_INTERFACE_INACTIVITY"} De `Inactiviteit' knoppen @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_TYPE" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_TYPE" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_DEVICE" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Interface type -------------- Deze knop selecteert het type interface that u wilt gebruiken. De exacte layout van de `Interface' pagina is afhankelijk van het type dat u kiest; alleen die knoppen die van toepassing zijn voor het type interface dat u kiest worden vertoond. Beschikbare types: @{b}ingebouwd seriëel (PPP/CSLIP)@{ub} De standaard ingebouwde implementatie van PPP of (C)SLIP, lopend bovenop Miami's eigen seriële aansturing voor de Amiga's ingebouwde seriële poort. Dit interfacetype kan alleen gebruikt worden met de Amiga's ingebouwde seriële poort, en heeft geen additionele aansturing nodig. Normaalgesproken levert het gebruik van dit interface betere prestaties dan het gebruik van het type "seriële aansturing" met serial.device (of een vervangend apparaat). @{b}seriële aansturing (PPP/CSLIP/IP)@{ub} De standaard ingebouwde implementatie van PPP of (C)SLIP, lopend bovenop elke serial.device compatible apparaat. @{b}SANA-II point-to-point@{ub} Een SANA-II driver voor een apparaat that exact twee machines met elkaar verbind, zoals SLIP, PPP of PLIP. @{b}SANA-II Ethernet@{ub} Een SANA-II driver voor een Ethernet-apparaat, zoals het A2065 bord, het Hydra bord of het Ariadne bord. @{b}SANA-II standard "old" Arcnet@{ub} Een SANA-II driver voor een Arcnet bord, zoals het A2060 bord. Deze instelling gebruikt de "oude" standaard RFC1051 Arcnet inkapseling, welke op Amiga-netwerken populairder is dan de "nieuwe" RFC1201 inkapseling. Gebruik de "oude" inkapseling indien u uw Amiga moet verbinden met AmiTCP/IP, Inet-225 of NetBSD 1.1. @{b}SANA-II "new" Arcnet@{ub} Een SANA-II driver voor een Arcnet bord, zoals het A2060 bord. Deze instelling gebruikt de "nieuwe" RFC1201 inkapseling. Het werkt niet samen met AmiTCP/IP of NetBSD 1.1, maar u kunt deze "nieuwe" standaard nodig hebben als u uw machine met een ander platform wilt verbinden, zoals Windows 95. @{b}SANA-II other bus/ring@{ub} Een SANA-II driver voor een bus- of ringapparaat anders dan Ethernet of Arcnet. Kies deze instelling indien uw hardware meer dan twee machines kan verbinden, maar noch Ethernet-compatibel noch Arcnet-compatibel is. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_DEVICE" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_DEVICE" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_SPEED" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_TYPE" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Aansturing / Eenheid -------------------- @{b}Voor seriële interfaces:@{ub} Voer de device naam en eenheidnummer in van de seriële poort waarop uw modem is aangesloten. Gebruik voor de ingebouwde Amiga seriële poort `serial.device' `0' of `artser.device' `0'. U moet op het moment echter niet het `8n1.device' gebruiken, vanwege fouten in het apparaat. Sommige gebruikers hebben ook problemen gerapporteerd met `BaudBandit.device'. Gebruik voor seriële borden de driver meegeleverd met het bord, bijv. `gvpser.device', met het correct eenheidnummer. @{b}For SANA-II interfaces:@{ub} Voer de apparaatnaam en het eenheidnummer in van uw SANA-II hardware. Het eenheidnummer is in de meeste gevallen 0. @{b}Voor MNI interfaces:@{ub} Voer de aansturingnaam en eenheidnummer van uw MNI hardware. Als u het juiste eenheidnummer niet weet voer dan alleen de aansturingnaam in, klik op "Vind kaarten", selecteer uw kaart in het venster dat opkomt, en klik op "OK". Dit zet het eenheidnummer naar de juiste waarde. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_SPEED" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_SPEED" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_CD" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_DEVICE" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Snelheid -------- (Deze optie is alleen beschikbaar voor seriële devices.) Snelheid van uw seriële poort. Voor de interne seriële poort moet u 19200, 38400 of (indien u een snelle processor en grafische kaart heeft) 57600 gebruiken. Voor seriële borden kan het zelfs mogelijk zijn 115200 of 230400 te gebruiken. Gebruik 31250 niet. Deze snelheid is alleen gereserveerd voor MIDI en werkt normaalgesproken niet met modems. Gebruik 14400, 28800 of 33600 ook niet. Uw modem mocht in staat zijn met deze snelheden verbinding te maken met de andere modem, maar deze snelheden ondersteunt de modem waarschijnlijk niet op zijn seriële poort. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_CD" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_CD" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_PROTOCOL" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_SPEED" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Gebruik CD ---------- (Deze optie is alleen beschikbaar voor seriële devices.) Als "Gebruik CD" is geactiveerd dan gebruikt Miami de "Carrier Detect" lijn van uw modem om te bepalen of uw modem reeds verbonden is met de andere kant of niet. Dit kan handig zijn als u uw Amiga reset zonder de lijn kwijt te raken, zodat u Miami kunt herstarten en kunt herverbinden met uw aanbieder zonder opnieuw te bellen. Deze optie kan alleen gebruikt worden als uw modem geconfigureerd is om op correcte wijze de "Carrier Detect" lijn te zetten afhankelijk van de lijnstatus. Sommige modems hebben fabrieksstandaardinstellingen die de "Carrier Detect" lijn altijd hoog maken, zelfs wanneer het modem niet verbonden is. Als dit het geval is voor uw modem dan moet u oftewel de modeminstellingen in uw modem-initializeerregel veranderen (normaal "AT&C1") en deze in het niet-vluchtig geheugen van uw modem bewaren vanuit een terminalprogramma (normaal "AT&W"), of u moet de "Gebruik CD" optie afzetten. Als u de nul-modem instellingen gebruikt (geconfigureerd op de "Modem" pagina) dan krijgt deze knop een andere betekenis: @{b}*@{ub} Als de knop is geactiveerd dan wordt het opbelscript helemaal niet uitgevoerd. @{b}*@{ub} Als de knop is gedeactiveerd dan wordt het opbelscript uitgevoerd, echter belt Miami geen nummer, dit betekent dat het "ATDT..." kommando wordt overgeslagen, en de lijst met telefoonnummers is zonder betekenis. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_PROTOCOL" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_PROTOCOL" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_FLOW" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_CD" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Protocol -------- (Deze optie is alleen beschikbaar voor seriële devices.) The protocol your Internet-aanbieder uses. Currently supported are SLIP/CSLIP and PPP. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_FLOW" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_FLOW" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_EOF" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_PROTOCOL" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Doorstroomsturing ----------------- (Deze optie is alleen beschikbaar voor seriële apparaten met gebruik van externe seriële aansturingen. De ingebouwde seriële aansturing gebruikt altijd RTS/CTS.) Miami ondersteunt twee typen doorstroomsturing: hardware handshaking (RTS/CTS) en software handshaking (Xon/Xoff). Standaard wordt hardware handshaking gebruikt, en het wordt sterk aanbevolen dat u dit niet veranderd. Als u geen hardware handshaking kunt gebruiken (gewoonlijk vanwege een defect modem, defecte kabel of seriële poort) moet u omschakelen naar software handshaking. Verzeker uzelf er echter van dat u uw modem initializeer regel (in het opbellervenster) passend wijzigd. Bovendien is software handshaking alleen mogelijk met PPP, niet met SLIP/CSLIP. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_EOF" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_EOF" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_SERIAL" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_FLOW" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" EOF modus --------- (Deze optie is alleen beschikbaar voor seriële apparaten met gebruik van externe seriële aansturingen. De ingebouwde seriële aansturing heeft de EOF-modus altijd aan staan.) Er zijn voor Miami twee manieren om het einde van inkomende pakketten te detecteren: De meest efficiënte manier (het minste processortijd gebruikend) gebruikt de EOF_MODE vlag. Echter dit is alleen mogelijk indien de seriële aansturing die u gebruikt de EOF modus ondersteunt. Vele aansturingen van derden doen dat niet. Gewoonlijk moet u deze schakelaar in de "auto" instelling laten om Miami de standaardinstelling te laten gebruiken. Als u zeker weet of u driver EOF-modus ondersteunt of niet, dan kunt u handmatig de standaardinstelling tenietdoen door "aan" of "uit" te selecteren. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_SERIAL" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_SERIAL" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_MNIOPT" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_EOF" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Seriële modus ------------- (Deze optie is alleen beschikbaar voor seriële apparaten met gebruik van externe seriële aansturingen. De ingebouwde seriële aansturing gebruikt altijd 8N1.) De instellingen voor het aantal databits en pariteit gedurende het bellen. Voor 99% van alle providers zijn de correcte instellingen 8N1. Zeer weinig providers (bijv. sommige inbelpunten voor Compuserver) kunnen 7E1 of 7O1 nodig hebben. Merk a.u.b. op dat deze instellingen alleen van toepassing zijn gedurende het opbellen en inloggen. De (C)SLIP/PPP protocol fasen gebruiken altijd 8N1, onafhankelijk van de instellingen die u hier specificeert. Het is totaal onmogelijk om PPP of (C)SLIP over een 7-bit lijn te gebruiken - met elke mogelijke implementatie in feite. Dit is geen limitatie in Miami. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_MNIOPT" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_MNIOPT" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_IP" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_SERIAL" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" MNI parameters -------------- (Deze optie is alleen voor MNI aansturingen beschikbaar.) De knop "MNI Opties" laat u toe parameters in te voeren om het gedrag van de MNI aansturing in meer detail te configureren. De typen opties die u kunt gebruiken verschillen met elke aansturing. Lees @{"MNI aansturingen" Link "NODE_MNI"} voor meer informatie over MNI aansturingen en ondersteunde opties. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_IP" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_IP" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_MASK" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_MNIOPT" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" IP type / adres --------------- Internet providers bieden gebruikelijk twee typen Internet verbindingen aan: die met een statisch IP adres permanent toegekend aan uw Amiga, of (meer populair) die waar uw Amiga een dynamisch AP adres krijgt elke keer dat u verbinding maakt. @{b}For serial interfaces:@{ub} Als uw Amiga een vast IP adres heeft kiest u "statisch" en typt het IP adres in dat uw aanbieder u gegeven heeft. Als uw aanbieder u een dynamisch IP adres toekent iedere keer dat u verbindt, dan kiest u "dynamisch", en Miami zal het IP addres automatisch bepalen wanneer u verbinding maakt. Als u TIA of Slirp gebruikt moet u "statisch" kiezen en het pseudo IP adres invoeren wat TIA of Slirp toekent aan uw Amiga. Zie a.u.b. de TIA/Slirp documentatie voor meer informatie hierover. @{b}For SANA-II point-to-point interfaces:@{ub} Als u machine een vast adres heeft dan kiest u "statisch" en voert u het IP adres in. Als het adres is toegekend door een lokale BootP/DHCP server dan kiest u "DHCP". Als het SANA-II device het dynamisch adres zelf bepaalt (bijv. ppp.device) gebruik dan "SANA-II". @{b}For SANA-II bus/ring interfaces:@{ub} Als uw machine een vast adres heeft kiest u "statisch" en voert u het IP adres in. Als het adres is toegekend door een lokale BootP/DHCP server dan kiest u "DHCP". Als het adres is toegekend door een lokale RArp server dan kiest u "RArp". @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_MASK" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_MASK" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_GWAY" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_IP" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Netmasker type / adres ---------------------- (Deze optie is alleen beschikbaar voor SANA-II bus/ring devices.) uw netmask moet correct geconfigureerd worden zodat Miami weet hoeveel machines er in uw lokale netwerk aanwezig zijn. Er zijn drie manieren om de netmask in te stellen: @{b}statisch@{ub} Vraag uw netwerkbeheerder om de correct netmask en voer deze in. @{b}DHCP@{ub} Miami probeert om de correcte netmask van een lokale BootP/DHCP server te verkrijgen. @{b}ICMP@{ub} Miami probeert om de correct netmask te verkrijgen van een lokale server die ICMP netmask discovery ondersteunt. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_GWAY" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_GWAY" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_MULTICASTS" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_MASK" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Gateway type / adres -------------------- (Deze optie is alleen beschikbaar voor SANA-II bus/ring devices.) uw standaard gatewat moet correct geconfigureerd zijn zodat Miami weet waar pakkets heen te zenden die niet bedoeld zijn voor een machine op uw lokale netwerk. Er zijn drie manieren om de gateway in te stellen: @{b}statisch@{ub} Vraag uw netwerkbeheerder voor de correcte gateway en voer deze in. @{b}DHCP@{ub} Miami probeert om de correcte gatewat van een lokale BootP/DHCP server te verkrijgen. @{b}ICMP@{ub} Miami probeert om de correct netmask te verkrijgen van een lokale server die ICMP router discovery ondersteunt. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_MULTICASTS" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_MULTICASTS" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_MAPPING" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_GWAY" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Multicasts ---------- (Deze optie is alleen beschikbaar in de geregistreerde versie.) Miami ondersteunt Level-2 multicasting, d.w.z. zowel zenden als het ontvangen van multicast berichten. Als u applicaties wilt gebruiken die multicasts ondersteunen (er zijn er nog geen beschikbaar op het moment), dan moet u Multicasts aanzetten in Miami. De mogelijk instellingen zijn: @{b}disabled@{ub} Multicasts staan uit. @{b}send as broadcasts@{ub} Multicasts worden verzonden als link-level broadcasts (of voor point-to-point devices: als normale pakkets). @{b}send as multicasts@{ub} Multicasts worden verzonden als link-level multicasts. Deze optie is alleen beschikbaar voor Ethernetkaarten. Opmerking: Multicasts moeten alleen aangezet worden op een interface als u daarop @{i}direct@{ui} uw multicast feed binnenkrijgt. Als u uw multicast feed door een tunnel krijgt met MiamiMRouteD dan moet u normaalgesproken multicasts @{i}uitzetten@{ui} op Miami's interface, omdat MiamiMRouteD zelf geheel de multicasting afhandelt. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_MAPPING" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_MAPPING" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_MTU" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_MULTICASTS" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Mapping ------- (Deze optie is alleen beschikbaar voor SANA-II Arcnet devices.) Arcnet ondersteunt twee verschillende standaarden om IP adressen te vertalen naar hardware adressen: @{b}Arp@{ub} Arp (Address resolution protocol) wordt gebruikt. Dit is de geadviseerde standaardinstelling, en is tevens wat AmiTCP/Ip gebruikt. @{b}direct@{ub} De minst-significante 8 bits van het IP adres worden vertaald naar het hardware adres. Dit is wat NetBSD 1.1 gebruikt. Als u tenminste één NetBSD 1.1 machine in uw Arcnet netwerk heeft dan kunt u het leven voor uzelf makkelijker maken door "directe" vertaling te kiezen i.p.v. het met de hand aanmaken van Arp entries op alle machines. In alle andere gevallen moet u "Arp" op alle machines gebruiken. Nieuwe ("huidige") versies van NetBSD 1.2 en hoger ondersteunen Arp voor Arcnet. Als u één van deze nieuwere NetBSD versies gebruikt selecteer dan "Arp" toewijzing in Miami. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_MTU" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_MTU" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_STP" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_MAPPING" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" MTU --- (Deze optie is alleen beschikbaar voor seriële devices. De MTU waarde voor SANA-II apparaten wordt ingesteld bij @{"SANA-II parameters" Link "NODE_GUI_INTERFACE_STP"}.) Maximum Transfer Unit, d.w.z. de grootte van het grootste pakket wat ineens getransporteerd kan worden. Aanbevolen waarden zijn: @{b}*@{ub} voor modemsnelheden tot en met 19200 bps: MTU=296 @{b}*@{ub} voor modemsnelheden groter dan 19200 bps: MTU=552 Merk a.u.b. op dat het veranderen van de MTU waarde in het configuratievenster niet noodzakelijk betekent dat de maximale pakketgrootte werkelijk is veranderend naar deze waarde: (C)SLIP heeft geen middelen om MTU te overleggen, d.w.z. de MTU waarde die hier geconfigureerd wordt beïnvloedt alleen de grootte van de uitgaande pakketten, niet de grootte van de inkomende pakketten. PPP heeft configuratie-opties om MTU te overleggen. Miami probeert altijd de MTU te overleggen die u hier opgeeft, maar de andere kant kan het oneens zijn en een andere MTU waarde opleggen, in welk geval Miami de waarde gesuggereerd door de andere kant kan gaan gebruiken voor één of beide richtingen. Merk tevens op: Voor PPP komt de MTU waarde niet kritisch, d.w.z. dat uw verbinding blijft werken indien de door u opgegeven waarde hoger of lager is dan de optimale waarde. Echter voor (C)SLIP @{i}moet@{ui} u er zeker van zijn dat uw MTU waarde @{i}niet hoger is dan@{ui} de MTU waarde bij uw Internet-aanbieder. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_STP" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_STP" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_MNIP" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_MTU" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" SANA-II parameters ------------------ (Deze optie is alleen beschikbaar voor SANA-II devices.) De knop "SANA-II parameters" vertoont een venster met SANA-II link level instellingen voor het device. Deze instellingen bestaan uit @{b}*@{ub} Het hardware adres van het apparaat, met een optie om deze teniet te doen met een in te stellen adres. (Alleen voor bus/ring apparaten.) Hardware adressen zijn gespecificeerd als een rij bytes in hexadecimale notatie, gescheiden door `:', bijv. `01:23:45:67:89:ab'. @{b}*@{ub} De link-level pakket types voor IP, Arp en RArp pakketten. (RArp is niet beschikbaar met Arcnet, en Arp noch RArp zijn niet beschikbaar met punt-naar-punt apparaten.) @{b}*@{ub} De MTU voor het apparaat. @{b}*@{ub} Het aantal gebruikte IORequests voor IP en Arp pakketten. (Arp is niet beschikbaar met punt-naar-punt apparaten.) In de meeste gevallen moet u al deze waarden met standaardwaarden initializeren door op "Ondervraag apparaat" te klikken (alleen indien Miami offline is). U kunt echter handmatig alle waarden overschrijven indien nodig, bijv. wanneer u nieuwe hardware gebruikt waarvoor Miami de correct standaardinstellingen niet weet. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_MNIP" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_MNIP" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_MNIINFO" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_STP" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" MNI parameters -------------- (Deze optie is alleen beschikbaar voor MNI aansturingen.) De knop "MNI parameters" laat een venster verschijnen met MNI linkniveau-instellingen voor het apparaat. Deze instellingen zijn @{b}*@{ub} Het hardware-adres van het apparaat, met een optie om het te overreden. (Alleen voor bus/ring apparaten.) Hardware-adressen zijn gespecificeerd in een reeks bytes in hexadecimale notatie, gescheiden door `:', bijv. `01:23:45:67:89:ab'. @{b}*@{ub} De linkniveau pakkettypes voor IP, Arp en RArp pakketten. (RArp is niet beschikbaar met Arcnet, en Arp noch RArp zijn beschikbaar met punt-naar-punt apparaten.) @{b}*@{ub} De MTU voor het apparaat. In de meeste gevallen moet u al deze waarden initializeren naar standaard waarden door op "Ondervraag apparaat" te klikken (alleen terwijl Miami offline is). U kunt echter alle waarden overreden indien nodig, bijv. als u een nieuw hardwaretype gebruikt waarvoor Miami de correcte standaardinstellingen niet weet. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_MNIINFO" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_MNIINFO" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_FINDB" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_MNIP" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" MNI informatie -------------- (Deze optie is alleen beschikbaar voor MNI aansturingen.) De knop "MNI informatie" vertoont enige informatie omtrent de momenteel geconfigureerde MNI aansturing, inclusief versienummer, auteursrechteninformatie, en een lijst met door de aansturing ondersteunde kaarten. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_FINDB" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_FINDB" @Next "NODE_GUI_INTERFACE_INACTIVITY" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_MNIINFO" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Zoek kaarten ------------ (Deze optie is alleen beschikbaar voor MNI aansturingen.) De knop "Zoek kaarten" activeert de momenteel geconfigureerde MNI aansturing en zoekt naar Ethernetkaarten in uw systeem die ondersteunt worden door de aansturing. Er verschijnt dan een venster die alle ondersteunde kaarten weergeeft. Selecteer de kaart die u wilt gebruiken en klik op "OK". Dit zet automatisch het eenheidnummer correct. @EndNode @Node "NODE_GUI_INTERFACE_INACTIVITY" "Miami.guide/NODE_GUI_INTERFACE_INACTIVITY" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE_FINDB" @Toc "NODE_GUI_INTERFACE" Inactiviteit ------------ Sommige Internet providers hangen de lijn op als er een tijd geen activiteit op de lijn is om de gebruikers ervan te weerhouden lijnen te bezetten die niet echt gebruikt worden. De "Inactiviteit" knoppen staan u toe Miami te configureren zodat het lijnactiviteit simuleert ook al gebruikt u de lijn niet echt, zodat uw aanbieder niet ophangt. De knop links bepaalt het type van activiteit: PPP ping of ICMP ping. PPP ping consumeert minder bandbreedte, maar werkt alleen met PPP, niet met (C)SLIP, en heeft niet bij alle providers effect. ICMP ping neemt iets meer bandbreedte in beslag, maar werkt met zowel PPP als (C)SLIP, en zou met elke aanbieder effect moeten hebben. Als u (C)SLIP gebruikt kies dan ICMP ping. Probeer anders eerst PPP ping, en als uw aanbieder nog steeds ophangt probeer dan ICMP ping. De knop rechts zet het aantal minuten tussen opeenvolgende pings. U moet hiermee experimenteren. Gebruikelijke waarden zijn 9 of 14, om ophangen te voorkomen na 10 of 15 minuten. Opmerking: U moet eerst bij uw Internet-aanbieder nagaan of deze u toelaat dit type activiteitsimulator te gebruiken. Sommige providers hebben een beleid dat dit niet toestaat, en door zo'n simulator te gebruiken kunt u hun regels overtreden. Opmerking: Er zijn vele redenen waarom een modem op kan hangen. Eén reden is dat een inactiviteit time-out bij uw Internet-aanbieder, welke voorkomen moet worden door deze functie. Echter, modems hangen soms ook de lijn op vanwege ruis op de lijn. Er is geen manier om dit in software te verhelpen. Deze functie laat u alleen toe om ophangen na een tijdje inactiviteit te voorkomen. Sommige gebruikers willen het tegenovergestelde: forceer ophangen tijdens langere tijd inactiviteit om zo telefoonkosten te besparen. Het programma @{"MiamiRemind" Link "NODE_UTILITY_REMIND"} maakt het mogelijk dat te doen. @EndNode @Node "NODE_GUI_PPP" "Miami.guide/NODE_GUI_PPP" @Next "NODE_GUI_DIALER" @Prev "NODE_GUI_INTERFACE" @Toc "NODE_CONFIGURATION" PPP === @{" PAP / CHAP password " Link "NODE_GUI_PPP_CHAP"} De `PAP/CHAP' knoppen @{" Callback " Link "NODE_GUI_PPP_CALLBACK"} De `Callback' knoppen @{" VJC " Link "NODE_GUI_PPP_VJC"} De `VJC' knop @{" ACCM " Link "NODE_GUI_PPP_ACCM"} De `ACCM' knop @{" Quick Reconnect " Link "NODE_GUI_PPP_QUICK"} De `Quick Reconnect' knop @{" Escape " Link "NODE_GUI_PPP_ESCAPE"} De `Escape' knop @{" Get DNS from IPCP " Link "NODE_GUI_PPP_DNSIPCP"} De `Get DNS from IPCP' knop @{" TermReq before hangup " Link "NODE_GUI_PPP_TERMREQ"} De `TermReq before hangup' knop @EndNode @Node "NODE_GUI_PPP_CHAP" "Miami.guide/NODE_GUI_PPP_CHAP" @Next "NODE_GUI_PPP_CALLBACK" @Toc "NODE_GUI_PPP" PAP / CHAP wachtword -------------------- PAP en CHAP zijn protocollen die gebruikt worden door PPP om de inlog id en het wachtwoord te verzenden naar de PPP server. In de meeste gevallen zijn de inlog id en het wachtwoord gebruikt voor PAP of CHAP identiek aan die u gebruikt hebt in uw belscript. In dit geval kiest u "Zelfde als in opbeller". Als uw aanbieder een PAP/CHAP inlog id of wachtwoord nodig heeft wat verschilt van die u gekozen heeft in de opbeller, selecteer dan niet "Zelfde als in opbeller", maar type in plaats daarvan uw PAP/CHAP inlog id en wachtwoord met de hand in. Geregistreerde gebruikers die MiamiSSL 1.2 of hoger geïnstalleerd hebben kunnen "Sta MS-CHAP toe" aanzetten. Dit verbetert compatibiliteit met enkele verkeerd geconfigureerde Windows-NT PPP servers. Als deze optie uitstaat dan valt Miami terug naar PAP wanneer de server vraagt om MS-CHAP. @EndNode @Node "NODE_GUI_PPP_CALLBACK" "Miami.guide/NODE_GUI_PPP_CALLBACK" @Next "NODE_GUI_PPP_VJC" @Prev "NODE_GUI_PPP_CHAP" @Toc "NODE_GUI_PPP" Terugbellen ----------- (Deze functie is alleen beschikbaar in de geregistreerde versie.) PPP ondersteunt terugbellen (`dialback') overeenstemmend met het CBCP protocol. Als uw aanbieder daarvoor geconfigureerd is, dan kunt u overleggen met uw aanbieder om u terug te bellen om zodoende te besparen op telefoonkosten. Afhankelijk van de configuratie bij uw aanbieder moet u oftewel "CBCP vast" kiezen, in welk geval uw aanbieder u terugbelt op een vooraf gedefinieerd telefoonnummer, of "CBCP variabel", in wlke geval uw aanbieder u terugbelt naar het telefoonnummer wat u hieronder invoert. `Min wachttijd' is de tijdsduur die u uw aanbieder verzoekt te wachten voordat deze u terugbelt. Deze moet lang genoeg zijn om uw modem de lijn op te hangen en zichzelf te herinitializeren. `Max wachttijd' is de maximale tijdsduur dat Miami moet wachten op het terugbellen voordat het daarmee stopt. @EndNode @Node "NODE_GUI_PPP_VJC" "Miami.guide/NODE_GUI_PPP_VJC" @Next "NODE_GUI_PPP_ACCM" @Prev "NODE_GUI_PPP_CALLBACK" @Toc "NODE_GUI_PPP" VJC --- Van Jacobsen Compressie is een techniek om bandbreedte te besparen door de koppen van TCP pakketten te comprimeren. Normaal gesproken moet deze optie aangezet worden, wat betekent dat PPP automatisch VJC verzoekt te gebruiken, en het te gebruiken indien de andere kant akkoord gaat. Sommige oude, foutieve PPP servers ondersteunen VJC echter niet goed, zodat u daarvoor VJC moet afschakelen. VJC heeft geen wisselwerking met uw modem's data compressie op welke manier dan ook, d.w.z. dat u VJC niet af moet zetten enkel en alleen omdat uw modem MNP-5 of V.42bis ondersteunt. VJC kan onafhankelijk van MNP-5 of V.42bis gebruikt worden. @EndNode @Node "NODE_GUI_PPP_ACCM" "Miami.guide/NODE_GUI_PPP_ACCM" @Next "NODE_GUI_PPP_QUICK" @Prev "NODE_GUI_PPP_VJC" @Toc "NODE_GUI_PPP" ACCM ---- Het PPP protocol ondersteunt een lijst van controlekarakters die omzeilt worden gedurende transmissie, d.w.z. vervangen door een twee-bytes reeks. Deze lijst wordt ACCM (Asynchronous Control Character Mask) genoemd. Het doel van deze lijst is het robuuster maken van PPP over lijnen die niet geheel 8-bit transparant zijn, en om elke interferentie met het PPP protocol met software modem flow control te voorkomen. De standaard is om alleen de karakters 17 en 19 (Xon/Xoff) te omzeilen, zodat PPP over een link met software flow control gebruikt kan worden. Als u PPP door een telnet link heeft lopen dan moet u misschien meer karakters laten omzeilen. Elk karakter dat u omzeilt reduceert de prestatie van PPP met ongeveer 0.8%. Om de ACCM instellingen te veranderen voert u oftewel de 32-bit maskeerwaarde direct in, of klikt u op de pop-up knoppen om elk karakter apart aan of uit te schakelen. @EndNode @Node "NODE_GUI_PPP_QUICK" "Miami.guide/NODE_GUI_PPP_QUICK" @Next "NODE_GUI_PPP_ESCAPE" @Prev "NODE_GUI_PPP_ACCM" @Toc "NODE_GUI_PPP" Snel herverbinden ----------------- Gewoonlijk laat Miami u toe om te herverbinden met uw aanbieder (zonder opnieuw op te bellen) wanneer de modem nog steeds verbonden is, d.w.z. na het resetten van uw Amiga, maar alleen als de "Gebruik CD" knop aanstaat op de "Interface" pagina. Zelfs dan echter, met PPP, laten sommige providers geen herverbinding (en heronderhandeling van PPP) toe, en hangen in plaats daarvan de lijn op wanneer u probeert opnieuw te verbinden. Gewoonlijk helpt "Snel herverbinden" in dit geval: Als "Snel herverbinden" geactiveerd is (door ofwel naar "RAM" ofwel naar "bestand" in te stellen) dan probeert Miami niet te heronderhandelen over PPP, maar passeert de heronderhandeling en haalt alle PPP parameters op uit een RAM gebied dat was opgezet om een herstart te doorstaan (voor de "RAM" instelling, of van een bestand op harddisk (voor de "bestand" instelling). In de meeste gevallen staat dit u toe om te herverbinden met uw aanbieder na het herstarten van uw Amiga. Merk op: Als u de "bestand" instellingen gebruikt en uw Amiga crasht (om welke reden dan ook, bijv. veroorzaakt door een foutgelopen commodity of patch) @{i}terwijl@{ui} Miami het herverbind-bestand naar harddisk aan het schrijven is, dan is het mogelijk dat uw harddisk ongeldig of op een enige manier beschadigd raakt, veroorzaakt door enkele fouten of andere tekortkomingen in het Amiga bestandsysteem. Het is daarom veiliger om "RAM" te gebruiken, omdat Miami dan geen harddiskbestand hoeft aan te maken. Echter, de "RAM" instelling werkt alleen indien u niet hoeft te herstarten, of wanner slechts een zachte (warme) herstart wordt uitgevoerd. Als uw machine zeer hard crasht of als u een koude herstart moet uitvoeren (en daarbij de residente modulen vernietigt) dan zullen de oude PPP parameters verdwenen zijn en zal "Snel herverbinden" geen goede herverbinding maken. @EndNode @Node "NODE_GUI_PPP_ESCAPE" "Miami.guide/NODE_GUI_PPP_ESCAPE" @Next "NODE_GUI_PPP_DNSIPCP" @Prev "NODE_GUI_PPP_QUICK" @Toc "NODE_GUI_PPP" Escape ------ PPP kan verzoeken dat de karakters in het bereik van 0-31 en 128-159 worden omzeilt. Dit is geconfigureerd in de ACCM. Er zijn echter situaties wanneer u enkele additionele karakters wilt laten omzeilen, bijv. 0xFF over rlogin verbindingen. Voer in dit geval de 2-cijferige hex codes (gescheiden door spaties) in de "Omzeil" regel, en Miami zal deze karakters omzeilen wanneer het PPP pakketten verzend. Merk op dat, in tegenstelling tot de ACCM definitie, dit alleen werkt in één richting: bij het zenden van gegevens. Als het kanaal van de server terug naar Miami ook karakteromzeiling nodig heeft, dan zult u de PPP server daarvoor tevens moeten configureren. @EndNode @Node "NODE_GUI_PPP_DNSIPCP" "Miami.guide/NODE_GUI_PPP_DNSIPCP" @Next "NODE_GUI_PPP_TERMREQ" @Prev "NODE_GUI_PPP_ESCAPE" @Toc "NODE_GUI_PPP" Verkrijg DNS van IPCP --------------------- Deze schakelaar staat standaar "aan". Dit betekent dat Miami probeert om IPCP extensies voor automatische DNS ontdekking te gebruiken om DNS servers te vinden. Sommige foutieve PPP servers ondersteunen noch deze optie, noch wijzen ze het goed af, maar schenden simpelweg het protocol. Als u problemen ondervindt bij het afwerken van het link level PPP protocol met uw Internet-aanbieder dan kunt u deze optie af moeten zetten. @EndNode @Node "NODE_GUI_PPP_TERMREQ" "Miami.guide/NODE_GUI_PPP_TERMREQ" @Prev "NODE_GUI_PPP_DNSIPCP" @Toc "NODE_GUI_PPP" TermReq voor ophangen --------------------- Deze optie zou gewoonlijk ingeschakeld moeten zijn. In dat geval zend Miami een LCP-TermReq bericht naar uw aanbieder wanneer u de lijn op wilt hangen. Gewoonlijk heeft dit het effect dat uw aanbieder het modem het eerst ophangt, wat ervoor zorgt dat uw modem sneller ophangt. Sommige PPP servers echter ondersteunen LCP-TermReqs niet goed. Als u merkt dat het ophangen van de lijn erg lang duurt probeer dan deze optie uit te schakelen en kijk of het ophangen sneller plaatsvindt op deze manier. @EndNode @Node "NODE_GUI_DIALER" "Miami.guide/NODE_GUI_DIALER" @Next "NODE_GUI_DATABASE" @Prev "NODE_GUI_PPP" @Toc "NODE_CONFIGURATION" Beller ====== @{" Inbelscript " Link "NODE_GUI_DIALER_SCRIPT"} Het `Inbelscript' lijstoverzicht @{" Telefoonnummers " Link "NODE_GUI_DIALER_PHONE"} Het `Telefoonnummers' lijstoverzicht @{" Max herhaal " Link "NODE_GUI_DIALER_MAX"} De `Max Herhaal' knop @{" Herhaal pauze " Link "NODE_GUI_DIALER_DELAY"} De `Herhaalpauze' knop @{" Herbel pauze " Link "NODE_GUI_DIALER_RDELAY"} De `Herbel pauze' knop @{" Leer " Link "NODE_GUI_DIALER_TEACH"} De `Leer' knop @{" Inlog id / wachtwoord " Link "NODE_GUI_DIALER_NAME"} De `inlog id' / `wachtwoord' knoppen @{" Afvangen " Link "NODE_GUI_DIALER_CAPTURE"} De `Afvang' knoppen @EndNode @Node "NODE_GUI_DIALER_SCRIPT" "Miami.guide/NODE_GUI_DIALER_SCRIPT" @Next "NODE_GUI_DIALER_PHONE" @Toc "NODE_GUI_DIALER" Belscript --------- Het lijstoverzicht in het bovenste gedeelte van de "Belscript" groep bevat het opbelscript. U kunt entries veranderen door erop te klikken en ze te bewerken in de tekstregel eronder. De knoppen eronder worden gebruikt om entries toe te voegen of te verwijderen van het opbelscript. Voor meer informatie over de door de opbeller gebruikte taal zie a.u.b. @{"Dialer Command Language" Link "NODE_DIALERLANG"}. De lijstview heeft een geassocieerd contextmenu, d.w.z. als u de rechtse muisknop indrukt over een lijstview dan verschijnt er een menu dat het u mogelijk maakt om het opbelscript van/naar een ASCII bestand te im-/exporteren. @EndNode @Node "NODE_GUI_DIALER_PHONE" "Miami.guide/NODE_GUI_DIALER_PHONE" @Next "NODE_GUI_DIALER_MAX" @Prev "NODE_GUI_DIALER_SCRIPT" @Toc "NODE_GUI_DIALER" Telefoonnummers --------------- De "telefoonnummers" groep werk identiek aan de "opbelscript" groep, maar heeft two additionele knoppen: "Gebruik" en "Negeer". Te gebruiken telefoonnummers hebben een ">>" symbool naast zich. Alleen deze telefoonnummers zullen gebruikt worden tijdens het opbellen. In de demoversie worden maximaal twee telefoonnummers ondersteunt. In de geregistreerde versie is zo'n limiet niet. @EndNode @Node "NODE_GUI_DIALER_MAX" "Miami.guide/NODE_GUI_DIALER_MAX" @Next "NODE_GUI_DIALER_DELAY" @Prev "NODE_GUI_DIALER_PHONE" @Toc "NODE_GUI_DIALER" Max Herhalingen --------------- Als er geen verbinding kan worden gemaakt met een van de telefoonnummers in de lijst, dan wacht Miami gedurende de in @{"Repeat Delay" Link "NODE_GUI_DIALER_DELAY"} gespecificeerde tijd en probeert het dan opnieuw, beginnend bij het eerste telefoonnummer. Het maximaal aantal pogingen wordt gelimiteerd door het getal gekozen door de "Max Herhalingen" knop. Daarna geeft Miami het op en stopt het met opbellen. @EndNode @Node "NODE_GUI_DIALER_DELAY" "Miami.guide/NODE_GUI_DIALER_DELAY" @Next "NODE_GUI_DIALER_RDELAY" @Prev "NODE_GUI_DIALER_MAX" @Toc "NODE_GUI_DIALER" Herhaal Pauze ------------- Als er geen verbinding kan worden gemaakt met een van de telefoonnummers in de lijst, dan wacht Miami gedurende de in "Herhaal Pauze" gespecificeerde tijd en probeert het dan opnieuw, beginnend bij het eerste telefoonnummer. @EndNode @Node "NODE_GUI_DIALER_RDELAY" "Miami.guide/NODE_GUI_DIALER_RDELAY" @Next "NODE_GUI_DIALER_TEACH" @Prev "NODE_GUI_DIALER_DELAY" @Toc "NODE_GUI_DIALER" Opbel Pauze ----------- Deze waarde geeft de pauze aan tussen opeenvolgende opbelpogingen (voor verschillende telefoonnummers). Gewoonlijk wilt u dat deze waarde nul is, d.w.z. dat Miami onmiddelijk een nummer gaat opbellen wanneer een eerder nummer bezet was. Sommige Europese modems, echter, hebben een zekere pauze nodig tussen opeenvolgende opbelpogingen. Als u zo'n modem heeft dan moet u de "Opbel Pauze" naar een voor uw modem voldoende grote waarde zetten. @EndNode @Node "NODE_GUI_DIALER_TEACH" "Miami.guide/NODE_GUI_DIALER_TEACH" @Next "NODE_GUI_DIALER_NAME" @Prev "NODE_GUI_DIALER_RDELAY" @Toc "NODE_GUI_DIALER" Leer ---- De "Leer" knop start de Miami opbeller in interactieve modus (d.w.z. zonder een opbelscript uit te voeren), neemt alle door de gebruiker verzonden of door het modem ontvangen tekst op, en probeert dan daarvan een goed opbelscript te creëren. In de meeste gevallen wordt MiamiInit gebruikt om een opbelscript te maken, niet "Leer", maar als uw aanbieder de inlog-procedure verandert kan het makkelijker voor u zijn om alleen een nieuw opbelscript te maken (met behulp van "Leer") in plaats van MiamiInit helemaal opnieuw te starten. @EndNode @Node "NODE_GUI_DIALER_NAME" "Miami.guide/NODE_GUI_DIALER_NAME" @Next "NODE_GUI_DIALER_CAPTURE" @Prev "NODE_GUI_DIALER_TEACH" @Toc "NODE_GUI_DIALER" Inlog ID / wachtwoord --------------------- De inlog id en het wachtwoord gebruikt in het opbelscript. Als "Hetzelfde als in opbeller" aanstaat in het PPP venster dan zullen deze waarden ook voor PAP/CHAP gebruikt worden. @EndNode @Node "NODE_GUI_DIALER_CAPTURE" "Miami.guide/NODE_GUI_DIALER_CAPTURE" @Prev "NODE_GUI_DIALER_NAME" @Toc "NODE_GUI_DIALER" Opvangen -------- Als u de "Opvangen" knop aanzet en een bestandsnaam invoert in het de corresponderende textregel, dan zal de opbeller alle door het modem ontvangen gegevens in dit bestand bewaren tijdens het bellen (dit is een compleet opbel logboek) @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE" @Next "NODE_GUI_TCPIP" @Prev "NODE_GUI_DIALER" @Toc "NODE_CONFIGURATION" Databank ======== De "Databank" pagina het equivalent van de bestanden in de "db" lade voor andere TCP/IP protocol stacks, dit betekent dat het u toestaat om de meeste TCP instellingen op uw systeem, welke daemons te starten, een lijst met gebruikers en andere dingen, te configureren. De doorloop-knop boven de lijstview wordt gebruikt om de schakelen tussen verschillende onderdelen van de databank. Voor elk deel van de databank ziet u een lijstview en een aantal tekstregels om de huidige entry te veranderen. Gebruik makend het contextmenu van de databank lijstview knop kunt u elk onderdeel van de databank van/naar ASCII tekstbestanden im-/exporteren. Dit maakt het u mogelijk om uw oude AmiTCP/AS-225 @{b}db/#?@{ub} bestanden te blijven gebruiken met Miami. In de registreerde versie kunt u tevens onderdelen van een databank sorteren, van/naar het Prikbord im-/exporteren, en de databank met een ASCII bestand samenvoegen. Met de MUI gebruikersinterface module kunt u entries van de databank herrangschikken door ze uit de zijkant van de lijstview te slepen en ze dan terug in de lijstview te bewegen op de bedoelde plaats. Zie de MUI documentatie voor meer informatie over sleepsortende lijstviews. Elk item in de databank kan individueel geactiveerd of gedeactiveerd worden. Geactiveerde items worden weergegeven door een `>>' markering links van het item. U kunt items (de)activeren door er op te dubbelklikken (met de meeste GUI modules), of door een item te selecteren en dan op `Aan' of `Uit' te klikken. Elke item in de databank kan gemarkeerd worden als "tijdelijk" door op de "Tijdelijk" knop te klikken. Dit heeft het effect dat dit item niet op disk wordt bewaard wanneer u de instellingen bewaard, en het wordt - in sommige gevallen - gewist bij het herverbinden. Dit kan handig zijn als sommige items (bijv. dynamisch verkregen DNS server adressen) niet opnieuw gebruikt moeten worden voor de volgende verbinding. Standaard markeert Miami alle dynamisch verkregen DNS server adressen en uw dynamische hostnaam als zijnde tijdelijk. Onderdelen van de databank: @{" Protocollen " Link "NODE_GUI_DATABASE_PROTOCOLS"} Het `protocollen' onderdeel @{" Services " Link "NODE_GUI_DATABASE_SERVICES"} Het `services' onderdeel @{" Hosts " Link "NODE_GUI_DATABASE_HOSTS"} Het `hosts' onderdeel @{" Netwerken " Link "NODE_GUI_DATABASE_NETWORKS"} Het `netwerken' onderdeel @{" Domeinen " Link "NODE_GUI_DATABASE_DOMAINS"} Het `domeinen' onderdeel @{" DNS servers " Link "NODE_GUI_DATABASE_DNSSERVERS"} Het `DNS servers' onderdeel @{" InetD " Link "NODE_GUI_DATABASE_INETD"} Het `InetD' onderdeel @{" Gebruikers " Link "NODE_GUI_DATABASE_USERS"} Het `gebruikers' onderdeel @{" Groepen " Link "NODE_GUI_DATABASE_GROUPS"} Het `groepen' onderdeel @{" Arp " Link "NODE_GUI_DATABASE_ARP"} Het `Arp' onderdeel @{" Socks " Link "NODE_GUI_DATABASE_SOCKS"} Het `Socks' onderdeel @{" IP filter " Link "NODE_GUI_DATABASE_IPFILTER"} Het `IP filter' onderdeel @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_PROTOCOLS" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_PROTOCOLS" @Next "NODE_GUI_DATABASE_SERVICES" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" Protocollen ----------- Lijst met alle ondersteunde protocollen (relatief aan IP), bestaande uit een protocol naam, een protocol ID, en een optionele lijst met aliassen. De lijst correspondeert met het "etc/protocols" of "db/protocols" bestand in andere protocol stacks. Deze tabel hoeft bijna nooit veranderd te worden. U mag een standaard entry uit deze lijst @{i}nooit@{ui} verwijderen. @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_SERVICES" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_SERVICES" @Next "NODE_GUI_DATABASE_HOSTS" @Prev "NODE_GUI_DATABASE_PROTOCOLS" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" Services -------- Lijst met alle ondersteunde services (TCP of UDP), bestaande uit een servicenaam, een service ID, een protocolnaam, en een optionele lijst met aliassen. Sommige applicatie programma's kunnen veranderingen (normaal gesproken toevoegingen) aan deze lijst nodig hebben. U moet echter @{i}nooit@{ui} een standaard entry uit deze lijst verwijderen. In het bijzonder: Het verwijderen van een entry uit deze tabel is @{i}niet@{ui} de juiste manier om zijn functie in InetD uit te schakelen. Als u een server in InetD wilt uitschakelen verwijder het dan uit de "InetD" tabel, of zet het uit in de "InetD" tabel, maar verwijder deze niet uit de "services" tabel. Anders kunt u later plotselinge foutmeldingen tegenkomen in andere applicaties. @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_HOSTS" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_HOSTS" @Next "NODE_GUI_DATABASE_NETWORKS" @Prev "NODE_GUI_DATABASE_SERVICES" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" Hosts ----- Lijst met alle hostnamen (en corresponderende IP adressen), bestaande uit een IP adres, een hostnaam, en een optionele lijst met aliassen. De tabel correspondeert met het "etc/hosts" of "db/hosts" bestand in andere protocol stacks. Miami voegt automatisch entries voor "localhost" en de hostnaam van uw Amiga toe aan deze lijst. Andere toewijzingen kunnen handmatig toegevoegd worden om zodoende naam->IP adres vertalingen sneller te maken. U moet echter slechts toewijzingen toevoegen voor namen die onder uw persoonlijke toezicht staan. Voeg nooit toewijzingen toe voor hosts elders op het Internet, omdat u anders niet in staat bent deze hosts te benaderen wanneer deze hosts hernummerd worden. @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_NETWORKS" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_NETWORKS" @Next "NODE_GUI_DATABASE_DOMAINS" @Prev "NODE_GUI_DATABASE_HOSTS" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" Netwerken --------- Lijst met alle netwerken, bestaande uit een netwerknaam, een netwerk ID, en een optionele lijst met aliassen. Deze tabel correspondeert met het "etc/networks" of "db/networks" bestand in andere protocol stacks. Deze tabel wordt nauwlijks meer gebruikt, en is alleen geïmplementeerd voor terugwaartse compatibiliteit met zeer oude software en sommige diagnostische software. @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_DOMAINS" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_DOMAINS" @Next "NODE_GUI_DATABASE_DNSSERVERS" @Prev "NODE_GUI_DATABASE_NETWORKS" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" Domeinen -------- Lijst met alle lokale domeinen, gespecificeerd met slechts de domeinnaam. Deze tabel correspondeert met het "etc/domains" of "db/domains" bestand in andere protocol stacks. Deze tabel is strict genomen niet nodig voor TCP/IP, maar het brengt enig gerief voor de gebruiker: het maakt het u mogelijk om hostnamen af te korten door alleen de machinenaam op te geven (zonder het domein) wanneer u refereert naar een host. Voorbeeld: Stel dat een lokale machine op uw netwerk @{b}ex1.foo.edu@{ub} genoemd is, en dat u regelmatig toegang zoekt tot deze machine. Als u @{b}foo.edu@{ub} toevoegt aan de lijst met domeinen, dan kunt u toegang verschaffen tot de machine @{b}ex1.foo.edu@{ub} door alleen @{b}ex1@{ub} in te typen. Merk op dat het afkorten van hostnamen op deze manier alleen werkt voor namen die opgezocht worden door DNS, niet voor namen opgezocht door de "Hosts" tabel. Dit betekent dat wanneer u bijv. een domein "foo.edu" toevoegt, een host "ex1.foo.edu" heeft op 10.0.0.1 en deze host wil toenaderen met slechts "ex1" te typen, dan moet u tevens een alias "ex1" toevoegen voor de host in de "Hosts" tabel (d.w.z. maak het "Hosts" tabelitem "10.0.0.1 ex1.foo.edu ex1"). @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_DNSSERVERS" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_DNSSERVERS" @Next "NODE_GUI_DATABASE_INETD" @Prev "NODE_GUI_DATABASE_DOMAINS" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" DNS servers ----------- Lijst met DNS servers, gespecificeerd met alleen het IP adres van de server. DNS servers worden gebruikt om logische hostnamen naar hun IP adres te vertalen. U moet ten alle tijden tenminste één DNS server in deze tabel hebben staan, bij voorkeur een DNS server dichtbij of bij uw aanbieder. Als Miami zelf een DNS server vindt bij het verbinden voegt het deze automatisch toe aan deze lijst en markeert deze als "tijdelijk". @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_INETD" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_INETD" @Next "NODE_GUI_DATABASE_USERS" @Prev "NODE_GUI_DATABASE_DNSSERVERS" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" InetD ----- Lijst met daemons gestart door de ingebouwde InetD bestaande uit een servicenaam (corresponderend met een entry in de "services" tabel), een sockettype ("dgram" of "stream"), een wachtmodus ("wait", "nowait" of "dos"), de eigenaar (gewoonlijk "root" voor AmigaOS), de server's bestandsnaam, de server's procesnaam, en een lijst met argumenten die naar de server gezonden moet worden. De tabel correspondeert met het "etc/inetd.conf" of "db/inetd.conf" bestand in andere protocol stacks. De in Miami ingebouwde InetD ondrsteunt vele ingebouwde services: "daytime", "time", "echo", "discard", "chargen", "finger" en "auth". "auth" is eigenlijk hetzelfde als "identd". Daemons voor andere (externe) services kunnen automatisch gestart worden door InetD door een passende regel aan deze tabel toe te voegen. Als u externe daemons wilt installeren (bijv. ftpd of telnetd) raadpleeg dan hun documentatie voor het correcte formaat van de "InetD" entry die ze nodig hebben. Om veiligheidsredenen is het aanbevolen dat u de "echo", "discard" en "chargen" services uitschakelt, omdat deze misbruikt kunnen worden voor denial-of-services aanvallen. @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_USERS" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_USERS" @Next "NODE_GUI_DATABASE_GROUPS" @Prev "NODE_GUI_DATABASE_INETD" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" Gebruikers ---------- Lijst met gebruikers in het systeem, bestaande uit een gebruikersnaam, een wachtwoord, een gebruikers ID, een groep ID (index naar de "gebruikers" tabel), een echte naam, een thuislade, en een commando dat gebruikt moet worden om een shell te starten vanuit telnet. De tabel correspondeert met het "etc/passwd" of "db/passwd" bestand in andere protocol stacks. Gewoonlijk hoeft u slechts een enkele entry in dit bestand te hebben (voor uzelf), tenzij u daemons zoals ftpd/telnetd wilt draaien die andere gebruikers toestaan met uw Amiga te verbinden. Wachtwoorden worden bewaard in een gecodeerd formaat en worden niet weergegeven in de lijstviews. De wachtwoordkolom vertoont @{b}`-'@{ub} als er geen wachtwoord geassocieerd is met een gebruiker, d.w.z. als inloggen mogelijk is @{i}zonder een wachtwoord@{ui}. @{b}`*'@{ub} als inloggen op dit account niet mogelijk is. @{b}een gecentreerde `x'@{ub} als een geldig wachtwoord geassocieerd is met deze gebruiker. De procedure om wachtwoorden in te voegen verschilt, afhankelijk van de gebruikte GUI module. Voor MUI en sommige andere modules, klik op de "Wachtwoord" popup knop om het wachtwoord te veranderen. Een tekstregel verzoekvenster verschijnt dan. Voor andere modules moet u een nieuw wachtwoord direct in de tekstregel invoeren. Als u de tekstregel leeg laat dan zal er geen wachtwoord met de gebruiker geassocieerd worden (weergegeven als `-'). Als u alleen het enkele `*' karakter invoert dan zal het inloggen onmogelijk gemaakt worden (weergegeven als `*'). In alle andere gevallen zal de door u ingevoerde tekst gebruikt worden als het wachtwoord (weergegeven als een gecentreerde `x'). Opmerking: Als u dit bestand vanuit AmiTCP importeert dan zullen de wachtwoorden @{i}niet@{ui} behouden blijven, d.w.z. dat de wachtwoorden voor alle gebruikers leeg zijn en opnieuw handmatig ingevoerd moeten worden. Dit komt omdat het door AmiTCP gebruikte wachtwoord coderingsalgoritme niet door Miami gebruikt kan worden door rechtsgeldige redenen. Zie @{"Passwords" Link "NODE_EXCONFIG_PASSWORDS"} voor meer informatie hierover. @{"Passwords" Link "NODE_EXCONFIG_PASSWORDS"}. @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_GROUPS" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_GROUPS" @Next "NODE_GUI_DATABASE_ARP" @Prev "NODE_GUI_DATABASE_USERS" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" Groepen ------- Lijst met groepen in het systeem, bestaande uit een groepnaam, een groep ID en een optionele gebruikerslijst. De tabel correspondeert met de "etc/group" of "db/group" bestand in andere protocol stacks. Gewoonlijk hoeft u slechts een enkele entry in dit bestand te hebben (voor uzelf), tenzij u daemons zoals ftpd/telnetd wilt draaien die andere gebruikers toestaan met uw Amiga te verbinden. @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_ARP" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_ARP" @Next "NODE_GUI_DATABASE_SOCKS" @Prev "NODE_GUI_DATABASE_GROUPS" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" Arp --- Lijst met handmatig ingevoerde Arp entries in het systeem, bestaande uit een IP adres en een hardware adres. Het hardware adres moet gespecificeerd worden in de gebruikelijke kolom-hex notatie: (bijv. `01:23:45'). De tabel correspondeert met het "etc/ethers" of "db/ethers" bestand in andere protocol stacks. Arp wordt alleen gebruikt met bus/ring SANA-II devices, en u hoeft slechts handmatig entries toe te voegen indien een van de andere machines op uw lokaal netwerk Arp niet ondersteunt. @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_SOCKS" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_SOCKS" @Next "NODE_GUI_DATABASE_IPFILTER" @Prev "NODE_GUI_DATABASE_ARP" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" Socks ----- Lijst met SOCKS configuratie-items in het systeem, bestaande uit een protocoltype, een commando, een lijst met hosts, een lijst met ports, en een lijst met proxies. De tabel definiëert óf, en welke proxy (SOCKS) server benadert moet worden, als een functie van de host en de poort waarmee verbonden wordt. De meeste gebruikers hoeven geen veranderingen aan deze tabel te maken. Als u SOCKS geheel niet gebruikt negeer deze tabel dan. Als u SOCKS gebruikt dan is het in de meeste gevallen voldoende om deze tabel leeg te laten, en alleen een SOCKS server te configureren in @{"Socks" Link "NODE_GUI_SOCKS"}. U moet alleen veranderingen in deze tabel aanbrengen als u Miami verschillende SOCKS servers wilt laten benaderen voor verschillende hosts of poorten, of indien u een gecompliceerd lokaal network (met meerdere subnetten) binnen een SOCKS firewall heeft. Elk item in deze tabel definiëert een filter voor een verbindings- of toebindingspoging, en een lijst met proxy servers die geacht benaderd te worden voor verbindingen overeenkomend met het filter. Voor elke verbindings- of toebindingspoging wordt de tabel doorgelopen van begin naar eind, en de eerste overeenkomst wordt gebruikt, d.w.z. dat de volgorde van deze tabel van belang is. Het formaat van elk item is als volgt: @{b}Type@{ub} Dit definieert het type verbinding wat gebruikt moet worden, wanneer met dit filteritem overeen wordt gekomen. Geldige waarden zijn "socks4" voor een SOCKS verbinding, "socks5" voor een SOCKS V5 verbinding en "noproxy" voor een directe verbinding, zonder SOCKS. @{b}Commando@{ub} Dit veld is deel van het filter en kan een komma-gescheiden lijst van letter zijn, zonder spaties tussenin. Elke letter geeft een type verzoek aan: `c': verbinding. `b' toebinding (bind). `u': UDP. `p': ping. `t': traceroute. `-': elk verzoek. @{b}Hosts@{ub} Dit veld is deel van het filter, en kan een hostdefinitie zijn, als volgt: `hostip/masker': laat een bereik van doelhosts met IP adres en netwerkmasker overeenkomen, bijv. `1.2.3.4/255.255.0.0'. `-': alle hosts overeenkomen. `n1': identiek aan `n1.0.0.0/255.0.0.0'. `n1.n2': identiek aan `n1.n2.0.0/255.255.0.0. `n1.n2.n3': identiek aan `n1.n2.n3.0/255.255.255.0'. `.domein.naam': laat alle hosts eindigend op `.domein.naam' overeenkomen. `een.host.naam': laat slechts de host `een.host.naam' overeenkomen. @{b}Poorten@{ub} Dit veld is deel van het filter, en kan een poortdefinitie zijn, als volgt: `-': komt overeen met alle poorten. `naam': komt overeen met een benoemde service, bijv. `ftp'. `getal': komt overeen met het gegeven poortnummer, bijv `80'. `[100,1000]': laat poorten 100 tot en met 1000 overeenkomen. `(100,1000)': laat poorten 101-999 overeenkomen. `(100,1000]': laat poorten 101-1000 overeenkomen. @{b}Proxies@{ub} Dit definiëert welke proxy server benaderd moet worden voor verzoeken die overeenkomen met dit filter. Het kan een komma-gescheiden lijst met servers zijn. Elke server kan gespecificeerd worden d.m.v. hostnaam of IP adres, optioneel gevolgd door een dubbele punt en het poortnummer van de proxy server. Deze tabel is alleen functioneel indien `SOCKS' aan staat in @{"Socks" Link "NODE_GUI_SOCKS"}. Voor verzoeken die niet overeenkomen met deze tabel is het standaard gedrag om de SOCKS server/poort te benaderen zoals gedefinieerd in @{"Socks" Link "NODE_GUI_SOCKS"} met gebruik van SOCKS5. @EndNode @Node "NODE_GUI_DATABASE_IPFILTER" "Miami.guide/NODE_GUI_DATABASE_IPFILTER" @Prev "NODE_GUI_DATABASE_SOCKS" @Toc "NODE_GUI_DATABASE" IP filter --------- (Deze functie is alleen beschikbaar in de geregistreerde versie.) Deze tabel maakt het u mogelijk om sommige van de op de lokale interface binnenkomende pakketten er uit te filteren, of om systeem logboek entries te maken als specifieke pakketten arriveren. De staat u toe een zeer primitieve firewall te implementeren, of ingelicht te worden wanneer iemand probeert in te breken op uw machine. De tabel bestaat uit een opeenvolging van regels. Elk pakket dat arriveert wordt gecontroleerd ten aanzien van elk van de regels, van boven naar beneden. De eerste regel die van toepassing is op het pakket dicteert of het pakket eruit gefilterd wordt, en of er een logboek entry voor dit pakket wordt gegenereerd. Regels verder naar beneden in de tabel worden niet gecontroleerd. Elke entry in de tabel bestaat uit devolgende delen: @{b}*@{ub} Een protocol, bijv. `tcp', `udp' of `*' wat betekent `elk protocol'. @{b}*@{ub} Een service, d.w.z. een naam die voorkomt in de `services' tabel, `*' betekent `elke poort' of `$' betekent `elke service poort', d.w.z. een port @{i}niet@{ui} in het bereik van 1024-5000. Het is tevens mogelijk om een bereik van poorten te definiëren, met gebruik van de `/' als scheidingsteken tussen de eerste en laatste service, bijv. `1/80' is het bereik van poort 1 tot en met poort 80. @{b}*@{ub} Een IP adres, refererend aan het bron IP adres van het pakket. @{b}*@{ub} Een netmasker wat het bereik van IP adressen definieert @{b}*@{ub} Twee parameters die de actie definiëren: u kunt toegang wel of niet toestaan ('j' of 'n'), en wel of geen logboek entry laten aanmaken ('j' of 'n'). Merk op dat logboek entries alleen worden gecreëerd voor `tcp' services, niet voor `udp' services. Hier is een voorbeeld van een gebruikelijke startconfiguratie voor het IP filter: * * 127.0.0.1 (leeg masker) j n tcp auth *.*.*.* (leeg masker) j n * $ *.*.*.* (leeg masker) j j Wat dit doet is: De eerste regel verzekert dat elk lokaal verzonden pakket (d.w.z. vanuit uw Amiga zelf) wordt toegestaan zonder te worden gelogd. De tweede regel laat ook inkomende `auth' verzoeken toe zonder te worden gelogd. Dit is handig omdat `auth' ('identd') verzoeken door zeer veel httpd, ftpd en ircd servers worden gedaan zodat u waarschijnlijk niet wilt worden gestoord door een logboek entry voor elk verzoek. De derde regel staat alle overige externe verzoeken toe, maar genereert een logboek entry, wat vertelt dat iemand toegang tot uw machine probeert te krijgen. Het is belangrijk dat de service wordt gespecificeerd met `$', niet `*'. Dat is omdat ftp terugverbindingen gebruikt (van de server naar de client) gedurende upload en download. Als u de service als `*' specificeert dan zou u eveneens een logboek entry krijgen elke keer wanneer u een bestand download of upload van/naar een ftp server. Alle andere pakketten (d.w.z. pakketten gezonden van buitenaf naar een poort tussen de 1024 en 5000) gebruiken de geïmpliceerde standaard regel, welke inhoudt het toestaan van het pakket en het niet genereren van een logboek ingave. @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP" @Next "NODE_GUI_EVENTS" @Prev "NODE_GUI_DATABASE" @Toc "NODE_CONFIGURATION" TCP/IP ====== @{" Hostnaam " Link "NODE_GUI_TCPIP_HOSTNAME"} De `Host name' groep @{" Echte/gebruikernaam " Link "NODE_GUI_TCPIP_NAME"} De `Echte naam' and `Gebruikersnaam' regels @{" Gebruik ICMP " Link "NODE_GUI_TCPIP_ICMP"} De `Gebruik ICMP' knop @{" Gebruik DHCP " Link "NODE_GUI_TCPIP_BOOTP"} De `Gebruik DHCP' knop @{" Verifieer DNS servers " Link "NODE_GUI_TCPIP_VERIFYDNS"} De `Verifieer DNS servers' knop @{" Nep IP " Link "NODE_GUI_TCPIP_FAKEIP"} De `Nep IP' knop @{" T/TCP " Link "NODE_GUI_TCPIP_TTCP"} De `T/TCP' knop @{" Automatisch domein toevoegen " Link "NODE_GUI_TCPIP_ADDDOMAIN"} De `Auto-add domein' knop @{" Down indien offline " Link "NODE_GUI_TCPIP_DOWN"} De `Down indien offline' knop @{" Pingvloed beveiliging " Link "NODE_GUI_TCPIP_PING"} De `Pingvloed protectie' knop @{" Tijd ophalen " Link "NODE_GUI_TCPIP_GETTIME"} De `Vraag tijd' gadgets @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP_HOSTNAME" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP_HOSTNAME" @Next "NODE_GUI_TCPIP_NAME" @Toc "NODE_GUI_TCPIP" Host naam --------- In de meeste gevallen moet u de "dynamisch" knop aanzetten. In dit geval bepaald Miami automatisch uw Amiga's hostnaam door terugwaarts opzoeken via DNS telkens wanneer u verbindt. Sommige providers ondersteunen echter geen terugwaarts opzoeken via DNS, of wijzen hun gebruikers een statische hostnaam toe die niet opgenomen is in de DNS lijst. Schakel in dit geval "dynamisch" af en voer uw hostnaam handmatig in. @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP_NAME" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP_NAME" @Next "NODE_GUI_TCPIP_ICMP" @Prev "NODE_GUI_TCPIP_HOSTNAME" @Toc "NODE_GUI_TCPIP" Echte / Gebruikernaam --------------------- In deze regels moet u uw echte naam (bijv. "Jan de Vries"), en de gebruikersnaam op uw Amiga invoeren (bijv. "jdevries"). Alhoewel u hier theoretisch wat voor naam dan ook kunt invoeren, is het een goed gebruik om hier "echte" namen te gebruiken, niet fantasienamen. Sommige programmas zoeken gebruikersinformatie op gebaseerd op uw gebruikersnaam. Om deze programma's zich goed te laten gedragen moet u verzekeren dat er een entry is in het "Gebruikers" onderdeel van de "Databank" pagina die correspondeert met de ingevoerde gebruikersnaam hier. @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP_ICMP" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP_ICMP" @Next "NODE_GUI_TCPIP_BOOTP" @Prev "NODE_GUI_TCPIP_NAME" @Toc "NODE_GUI_TCPIP" Gebruik ICMP ------------ Als deze knop aanstaat dan gebruikt Miami ICMP "ping" berichten om de correctheid van IP adressen, DNS servers etc. te verifiëren. Deze knop moet gebruikelijk aanstaan, omdat het additionele beveiliging biedt van incorrect configuratie. Als u echter verbindt via een TCP emulator zoals TIA dan kunt u deze knop af moeten schakelen, omdat niet alle TCP emulators ICMP ondersteunen. @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP_BOOTP" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP_BOOTP" @Next "NODE_GUI_TCPIP_VERIFYDNS" @Prev "NODE_GUI_TCPIP_ICMP" @Toc "NODE_GUI_TCPIP" Gebruik DHCP ------------ Als uw aanbieder dynamische IP adressen gebruikt dan zijn er verschillende technieken voor Miami of het correcte (dynamische) IP adres te vinden. Voor PPP lijnen wordt dit gewoonlijk als onderdeel van het PPP protocol afgehandeld. (C)SLIP heeft zo'n optie echter niet, dus voor (C)SLIP wordt soms een protocol genaamd "DHCP" (of zijn voorganger "BootP") gebruikt. Als alternatief kan het IP adres soms bepaald worden uit het opbel log. Als u MiamiInit gebruikt heeft om de lijn te configureren dan moet u deze schakelaar op zijn standaard instellingen laten staan. Als u Miami handmatig geconfigureerd heeft dan moet u eerst de schakelaar "DHCP" aanzetten, en later nog eens met "DHCP" uitgeschakeld proberen en kijken of het nog steeds werkt. Als Miami uw IP adressen kan vinden zonder DHCP dan moet u "DHCP" uitschakelen, omdat dit de totstandkoming van de verbinding sneller maakt. @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP_VERIFYDNS" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP_VERIFYDNS" @Next "NODE_GUI_TCPIP_FAKEIP" @Prev "NODE_GUI_TCPIP_BOOTP" @Toc "NODE_GUI_TCPIP" Verifiëer DNS servers --------------------- Gewoonlijk probeert Miami de correctheid van de IP adressen van alle DNS servers te verifieren. Dit kan echter problemen opleveren met sommige Internet providers als hun DNS servers een slechte bereikbaarheid hebben of verzoeken niet onmiddelijk na totstandkoming van de verbinding beantwoorden. Als u de "Verifieer DNS servers" knop deactiveert dan slaat Miami de DNS verificatiestap over bij het online gaan. @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP_FAKEIP" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP_FAKEIP" @Next "NODE_GUI_TCPIP_TTCP" @Prev "NODE_GUI_TCPIP_VERIFYDNS" @Toc "NODE_GUI_TCPIP" Nep IP ------ Als u door een TCP emulator zoals TIA of Slirp met het Internet verbonden bent, en deze emulator kent u geen "echt" IP adres toe, maar een nepadres, dan moet u deze schakelaar activeren. Het zegt Miami om uw hostnaam te verkrijgen door het remote IP adres te ontdekken, niet uw lokale ("nep") IP adres. @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP_TTCP" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP_TTCP" @Next "NODE_GUI_TCPIP_ADDDOMAIN" @Prev "NODE_GUI_TCPIP_FAKEIP" @Toc "NODE_GUI_TCPIP" T/TCP ----- (Deze functie is alleen beschikbaar in de geregistreerde versie.) T/TCP (TCP for Transactions) is een uitbreiding op TCP die de snelheid van sommige typen applicaties signigicant kan verhogen, in het bijzonder web browsers, als zowel de browser alsook de server beide T/TCP ondersteunen. Geregistreerde gebruikers moeten gewoonlijk deze optie aanlaten om gebruik te maken van de snelheidswinst. Enkele PPP servers hebben echter problemen met de vergrote TCP pakkets gegenereerd door T/TCP, dus als Miami ophoudt met werken na het inschakelen van T/TCP dan moet u deze optie uitzetten - of van aanbieder wisselen. @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP_ADDDOMAIN" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP_ADDDOMAIN" @Next "NODE_GUI_TCPIP_DOWN" @Prev "NODE_GUI_TCPIP_TTCP" @Toc "NODE_GUI_TCPIP" Auto-toevoegen domein --------------------- Als deze knop geactiveerd is dan zal Miami het domein van uw hostnaam automatisch toevoegen (dit is alles na de eerste '.') aan Miami's "domein" databank. Dit is niet strict noodzakelijk voor Miami of voor welke software dan ook, maar het kan gemakkelijk zijn als u afgekorte hostnamen wilt gebruiken. Zie @{"The `Database' Page" Link "NODE_GUI_DATABASE"} voor meer details over de betekenis van de "domein" databank. @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP_DOWN" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP_DOWN" @Next "NODE_GUI_TCPIP_PING" @Prev "NODE_GUI_TCPIP_ADDDOMAIN" @Toc "NODE_GUI_TCPIP" Down indien offline ------------------- (Deze functie is alleen beschikbaar in de geregistreerde versie.) In de ongeregistreerde versie verbreekt Miami alle actieve TCP sessies wanneer het interface offline gaat. In de geregistreerde versie houdt Miami TCP sessies levend in zo'n situatie. Dit heeft het voordeel dat u wellicht in staat bent snel opnieuw te verbinden en u verder kunt gaan met het gebruik van uw TCP sessie. Het nadeel van het levend houden van TCP sessie wanneer het interface offline gaat is dat applicaties niet kunnen detecteren of Miami online of offline is, d.w.z. hun verbindingspogingen zullen falen na een tijd (time out), maar zullen geen foutmelding genereren. Als u dit gedrag niet bevalt en Miami de juiste foutmeldingen wilt laten genereren wanneer het interface offline is schakel deze optie dan aan. @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP_PING" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP_PING" @Next "NODE_GUI_TCPIP_GETTIME" @Prev "NODE_GUI_TCPIP_DOWN" @Toc "NODE_GUI_TCPIP" Pingvloed beveiliging --------------------- (Deze functie is alleen beschikbaar in de geregistreerde versie.) Miami heeft een simpele heuristiek om de effecten van service-weigering aanvallen van een ping-vloed te reduceren: Als deze optie aanstaat en een gebruiker probeert uw machine te overspoelen met pings (oftewel door grote pings te sturen of door snel pings te sturen), genereert Miami een logboek entry die u informeert over de poging, en stopt voor een tijdje met het genereren van ping-antwoorden naar die gebruiker, totdat deze gebruiker voor een tijdje is gestopt met het sturen van pings. Merk op dat er @{i}geen manier@{ui} voor u is om de gebruiker ervan te weerhouden u te overspoelen, d.w.z. om hem te stoppen uw modembandbreedte te verspillen. Het enige wat Miami kan doen in antwoord op een ping-vloed is om te stoppen met het zenden van antwoorden en u hiervan op de hoogte te brengen (zodat u kunt verbinden met een andere modempoort). Het is voor Miami niet mogelijk die gebruiker ervan te weerhouden uw modembandbreedte te verspillen. Dat zou alleen mogelijk zijn door het installeren van een filter bij uw Internet-aanbieder. @EndNode @Node "NODE_GUI_TCPIP_GETTIME" "Miami.guide/NODE_GUI_TCPIP_GETTIME" @Prev "NODE_GUI_TCPIP_PING" @Toc "NODE_GUI_TCPIP" Verkrijg time ------------- Als uw Amiga niet is uitgerust met een batterij-gevoede tijdklok dan moet u de "Haal tijd" schakelaar activeren, en de naam of het IP adres in de tekstregel invoeren van een server die de "time" service aanbiedt. Als u onzeker bent welke naam in te voeren, probeer dan een willekeurige "grote" machine gerund door uw aanbieder, bijv. de machine die u gebruikt voor e-mail of nieuws. Als u deze feature ondersteunt verzeker uzelf er dan van dat uw "ENV:TZ" variable correct ingesteld is, dit is gewoonlijk iets als "EST5", of "EST4EDT" gedurende de zomertijd. Dit is belangrijk, omdat de server de tijd in GMT (UTC) formaat verstuurt, en Miami moet dit aanpassen aan uw lokale tijdzone. Lees @{"Tijdzone-informatie" Link "NODE_ENVVARS_TZ"} voor meer details. Opmerking: Gebruik deze functie @{i}niet@{ui} als uw Amiga een batterij- gevoede klok heeft, omdat in dat geval kan voorkomen dat het instellen van de tijd veroorzaakt dat uw Amiga's klok terugspringt in de tijd. Dit kan sommige programma's die GetSysTime() gebruiken verwarren, en kan leiden tot crashes en andere problemen. @EndNode @Node "NODE_GUI_EVENTS" "Miami.guide/NODE_GUI_EVENTS" @Next "NODE_GUI_MODEM" @Prev "NODE_GUI_TCPIP" @Toc "NODE_CONFIGURATION" Gebeurtenissen ============== Miami maakt het u mogelijk om op verschillende manieren te reageren op gebeurtenissen zoals offline, online enz., door het uitvoeren van een ARexx of Shell script, door het Miami venster te iconificeren enz. De specifieke gebeurtenissen waarop Miami kan reageren zijn: @{b}Start@{ub} programma start. @{b}End@{ub} program einde. @{b}active Offline@{ub} het offline gaan door de gebruiker, bijv. door op de "Offline" knop te drukken of door een ARexx "OFFLINE" commando. @{b}passive Offline@{ub} het offline gaan veroorzaakt door het modem of de aanbieder die ophangt. @{b}Online@{ub} het online gaan, d.w.z. het succesvol verbinden met de Internet-aanbieder en het opstarten van alle benodigde protocollen. @{b}failed Online attempt@{ub} een poging om online te gaan die mislukte door een of andere reden, bijv. omdat alle telefoonlijnen bezet waren, en het maximaal aantal herpogingen bereikt was. Miami kan op devolgende manieren reageren. Niet elk van deze opties heeft zin voor elke gebeurtenis, dus slechts een gedeelte van deze opties is feitelijk beschikbaar in elk geval: @{b}ARexx@{ub} Start een ARexx script @{b}Shell@{ub} Start een AmigaDOS shell script @{b}GUI iconificeren@{ub} iconificeer het Miami venster @{b}GUI verwijderen@{ub} het Miami venster iconificeren en de GUI modulen verwijderen @{b}auto-online@{ub} probeer om automatisch online te gaan (opbellen) @{b}beep@{ub} Flits het scherm op of biep, zoals gedefinieerd in de systeemvoorkeuzen. @{b}show@{ub} De-iconificeer het Miami venster In de evalutatieversie van Miami zijn de opties "ARexx" en "Shell" niet beschikbaar en "auto-online" is niet beschikbaar als reactie op een "passieve offline" gebeurtenis. De regel "Console naam" staat u toe de in-/uitgangsstroom te definiëren die gebruikt wordt door ARexx en Shell scripts. It moet zoals zijn als "CON:1/1/400/100/title". @EndNode @Node "NODE_GUI_MODEM" "Miami.guide/NODE_GUI_MODEM" @Next "NODE_GUI_LOGGING" @Prev "NODE_GUI_EVENTS" @Toc "NODE_CONFIGURATION" Modem ===== @{" Initializeerregel " Link "NODE_GUI_MODEM_INIT"} De `Initializeerregel' knop @{" Eindregel " Link "NODE_GUI_MODEM_EXIT"} De `Eindregel' knop @{" Belvoorvoegsel " Link "NODE_GUI_MODEM_PREFIX"} De `Belvoorvoegsel' knop @{" Belachtervoegsel " Link "NODE_GUI_MODEM_SUFFIX"} De `Belachtervoegsel' knop @{" Nulmodem " Link "NODE_GUI_MODEM_NULLMODEM"} De `Nulmodem' knop @EndNode @Node "NODE_GUI_MODEM_INIT" "Miami.guide/NODE_GUI_MODEM_INIT" @Next "NODE_GUI_MODEM_EXIT" @Toc "NODE_GUI_MODEM" Initializeerregel ----------------- De initialisatieregel voor uw modem, gewoonlijk ingesteld door MiamiInit. @EndNode @Node "NODE_GUI_MODEM_EXIT" "Miami.guide/NODE_GUI_MODEM_EXIT" @Next "NODE_GUI_MODEM_PREFIX" @Prev "NODE_GUI_MODEM_INIT" @Toc "NODE_GUI_MODEM" Verlaatregel ------------ De regel die naar uw modem wordt gezonden wanneer Miami verlaten wordt. De meeste gebruikers hebben dit niet nodig, maar het can handig zijn indien meerdere programma's het gebruik van de modempoort delen, en uw modem naar standaardinstellingen hersteld moet worden wanneer Miami verlaten wordt. @EndNode @Node "NODE_GUI_MODEM_PREFIX" "Miami.guide/NODE_GUI_MODEM_PREFIX" @Next "NODE_GUI_MODEM_SUFFIX" @Prev "NODE_GUI_MODEM_EXIT" @Toc "NODE_GUI_MODEM" Bel-voorvoegsel --------------- The command your modem uses for dialing, i.e. the string prepended to the phone number. This is usually "ATDT" or "ATDP". @EndNode @Node "NODE_GUI_MODEM_SUFFIX" "Miami.guide/NODE_GUI_MODEM_SUFFIX" @Next "NODE_GUI_MODEM_NULLMODEM" @Prev "NODE_GUI_MODEM_PREFIX" @Toc "NODE_GUI_MODEM" Bel-achtervoegsel ----------------- De regel die aan uw telefoonnummer moet worden toegevoegd om het belcommando compleet te maken. Gewoonlijk is dit "\\r". @EndNode @Node "NODE_GUI_MODEM_NULLMODEM" "Miami.guide/NODE_GUI_MODEM_NULLMODEM" @Prev "NODE_GUI_MODEM_SUFFIX" @Toc "NODE_GUI_MODEM" Nulmodem -------- Miami gaat er gewoonlijk van uit dat u een modem met uw seriële poort hebt verbonden. Als uw Amiga direct is verbonden met een andere computer via ee nul-modem kabel, dan moet je deze knop activeren. Het voorkomt dat er modemcommando's ("AT commando's") worden verzonden, en Miami zal niet wachten op enige antwoorden zoals "OK" of "CONNECT". Met "nul-modem' geactiveerd veranderd de betekenis van de "Gebruik CD" knop op de "Interface" pagina: @{b}*@{ub} Als uw machine verbonden is met een computer die een inlogsequentie benodigd om de SLIP/PPP link op te zetten, dan moet u de "Gebruik CD" knop deactiveren. Miami gebruikt dan het inbelscript gespecificeeerd in het "Opbeller" venster, maar zonder eerst een nummer te draaien. Deze optie is het handigst wanneer u verbindt met een Unix of Linux bak die een getty op zijn seriële poort heeft lopen met inlog- en wachtwoordcontrole. @{b}*@{ub} Als u machine verbonden is met een computer die zijn seriële poort in toegewijde SLIP/PPP modus (bijv. een andere Amiga die Miami runt), dan moet u de "Gebruik CD" knop activeren. Miami zal dan het gehele opbelscript negeren en onmiddelijk beginnen met protocol-onderhandeling. @EndNode @Node "NODE_GUI_LOGGING" "Miami.guide/NODE_GUI_LOGGING" @Next "NODE_GUI_WINDOWS" @Prev "NODE_GUI_MODEM" @Toc "NODE_CONFIGURATION" Loggen ====== @{" Console " Link "NODE_GUI_LOGGING_CONSOLE"} De `Console' knop @{" Bestand " Link "NODE_GUI_LOGGING_FILE"} De `Bestand' knop @{" Gebruik syslog.library " Link "NODE_GUI_LOGGING_SYSLOG"} De `Gebruik syslog.library' knop @{" Telefoonlog " Link "NODE_GUI_LOGGING_PHONE"} De `Telefoonlog' knoppen @{" PPP log " Link "NODE_GUI_LOGGING_PPP"} De `PPP log' knoppen @EndNode @Node "NODE_GUI_LOGGING_CONSOLE" "Miami.guide/NODE_GUI_LOGGING_CONSOLE" @Next "NODE_GUI_LOGGING_FILE" @Toc "NODE_GUI_LOGGING" Console ------- In deze regel kunt u de AmigaDOS stroomnaam van het console-venster specificeren dat Miami gebruikt voor systeemlogboekberichten. Dit bestand wordt open gehouden nadat het eerste bericht heeft plaatsgevonden, zodat u de "CON:" aanpassingen "AUTO/CLOSE" moet gebruiken om het venster te kunnen sluiten zonder het verlies van oude systeemberichten. @EndNode @Node "NODE_GUI_LOGGING_FILE" "Miami.guide/NODE_GUI_LOGGING_FILE" @Next "NODE_GUI_LOGGING_SYSLOG" @Prev "NODE_GUI_LOGGING_CONSOLE" @Toc "NODE_GUI_LOGGING" Bestand ------- In deze regel kunt u de AmigaDOS bestandsnaam specificeren van het bestand waar Miami zijn systeemlogboekberichten opslaat. Als het bestand reeds bestaat dan voegt Miami dit toe aan dit bestand, d.w.z. dat de oude inhoud van het bestand niet gewist worden. @EndNode @Node "NODE_GUI_LOGGING_SYSLOG" "Miami.guide/NODE_GUI_LOGGING_SYSLOG" @Next "NODE_GUI_LOGGING_PHONE" @Prev "NODE_GUI_LOGGING_FILE" @Toc "NODE_GUI_LOGGING" Gebruik syslog.library ---------------------- Als u deze knop aanzet dan probeert Miami toegang te krijgen tot de syslog.library voor zijn systeem logboek. syslog.library is onderdeel van het SysLog pakket door Petri Nordlund. @EndNode @Node "NODE_GUI_LOGGING_PHONE" "Miami.guide/NODE_GUI_LOGGING_PHONE" @Next "NODE_GUI_LOGGING_PPP" @Prev "NODE_GUI_LOGGING_SYSLOG" @Toc "NODE_GUI_LOGGING" Telefoonlog ----------- Miami kan elke online- en offline-gebeurtenissen loggen om te assisteren bij het bijhouden van de belkosten. De twee "Belkosten" knoppen maken het u mogelijk het loggen van het opbellen aan te zetten en een bestandsnaam te specificeren waaraan Miami opbelgegevens toevoegd. Op het moment wordt alleen een ASCII formaat ondersteund, met vermeldingen als volgt: Online: 27.07.1996 17:48:11 (5551234) Passive offline: 27.07.1996 17:48:11 Active offline: 27.07.1996 17:48:11 Reconnect: 27.07.1996 17:48:11 De "Online" vermelding bevat het gebelde telefoonnummer in "()". "Reconnect" komt voor wanneer Miami online gaat zonder werkelijk te bellen, bijv. na het rebooten van de Amiga. Het verschil tussen "passieve" en "actieve" offline is dat een "actieve" offline vrijwillig is, d.w.z. het resultaat van een "OFFLINE" ARexx commando, iemand die op de "Offline" knop drukt etc. Een "passieve" offline is het resultaat van uw modem wat ophangt of uw Internet-aanbieder die de verbinding met u verbreekt. @EndNode @Node "NODE_GUI_LOGGING_PPP" "Miami.guide/NODE_GUI_LOGGING_PPP" @Prev "NODE_GUI_LOGGING_PHONE" @Toc "NODE_GUI_LOGGING" PPP log ------- (Deze optie is alleen beschikbaar in de geregistreerde versie.) De PPP log knop laat u toe om een bestandsnaam te specificeren waar Miami de totstandkomingsfase van de verbinding logt. De gegevens worden in menselijk leesbare vorm gelogd, d.w.z. niet als een hexdump. Alleen de totstandkoming van de verbinding wordt gelogdm d.w.z. totdat de LCP en IPCP toestandsmachines de `Open' toestand bereikt hebben. Hierna stopt het loggen. Het belangrijkste doel van de PPP log is om compatibiliteitsproblemen op PPP niveau te vinden, en om PPP opties te optimalizeren voor een bepaalde PPP server. @EndNode @Node "NODE_GUI_WINDOWS" "Miami.guide/NODE_GUI_WINDOWS" @Next "NODE_GUI_GUI" @Prev "NODE_GUI_LOGGING" @Toc "NODE_CONFIGURATION" Vensters ======== @{" Verlaten verzoekvenster " Link "NODE_GUI_WINDOWS_REQQUIT"} De `Verlaten verzoekvenster' knoppen @{" Offline verzoekvenster " Link "NODE_GUI_WINDOWS_REQOFFLINE"} De `Offline verzoekvenster' knop @{" Fout verzoekvenster " Link "NODE_GUI_WINDOWS_REQERRORS"} De `Fout verzoekvenster' knop @{" Opbeller " Link "NODE_GUI_WINDOWS_DIALER"} De `Dialer' knoppen @EndNode @Node "NODE_GUI_WINDOWS_REQQUIT" "Miami.guide/NODE_GUI_WINDOWS_REQQUIT" @Next "NODE_GUI_WINDOWS_REQOFFLINE" @Toc "NODE_GUI_WINDOWS" Verlaten verzoekvenster ----------------------- U kunt configureren wanneer Miami een `Verlaten verzoekvenster' zal vertonen: @{b}*@{ub} altijd @{b}*@{ub} wanneer programma's die Miami gebruiken nog steeds lopen. @{b}*@{ub} wanneer Miami online is. of combinaties van het bovenstaande. @EndNode @Node "NODE_GUI_WINDOWS_REQOFFLINE" "Miami.guide/NODE_GUI_WINDOWS_REQOFFLINE" @Next "NODE_GUI_WINDOWS_REQERRORS" @Prev "NODE_GUI_WINDOWS_REQQUIT" @Toc "NODE_GUI_WINDOWS" Offline verzoekvenster ---------------------- Als u deze markering activeert dan vraagt Miami u om bevestiging voordat het offline gaat. @EndNode @Node "NODE_GUI_WINDOWS_REQERRORS" "Miami.guide/NODE_GUI_WINDOWS_REQERRORS" @Next "NODE_GUI_WINDOWS_DIALER" @Prev "NODE_GUI_WINDOWS_REQOFFLINE" @Toc "NODE_GUI_WINDOWS" Fout verzoekvenster ------------------- Normaal vertoont Miami een foutmelding verzoeker indien er zich problemen voordoen tijdens het bellen of tijdens het configureren van de link. Als u deze markering afzet dan worden zulke fouten stilzwijgend genegeerd, en vertoont Miami geen foutmelding verzoeker. @EndNode @Node "NODE_GUI_WINDOWS_DIALER" "Miami.guide/NODE_GUI_WINDOWS_DIALER" @Prev "NODE_GUI_WINDOWS_REQERRORS" @Toc "NODE_GUI_WINDOWS" Beller ------ Het standard opbellervenster heeft drie onderdelen: een hulptekst bovenaan, verschillende knoppen in het midden, en beneden een dialoogvenster. Met de drie "Opbeller" markeringen kunt u elk van deze onderdelen aan- en uitschakelen. Als u het opbellervenster uitschakelt dan zal de opbeller een enkele regel tekst vertonen, die het opbellercommando vertoont dat momentaan wordt uitgevoerd. De "Activeer vensters" knop zegt Miami of u de opbelvensters en foutmelding verzoeken will laten activeren wanneer deze verschijnen. @EndNode @Node "NODE_GUI_GUI" "Miami.guide/NODE_GUI_GUI" @Next "NODE_GUI_SOCKS" @Prev "NODE_GUI_WINDOWS" @Toc "NODE_CONFIGURATION" GUI === Deze pagina definieert de gebruikersinterface instellingen voor Miami, d.w.z. sneltoetsen, iconificering, iconen en de toe te passen gebruikersinterface machine. Belangrijk: Specificeer gebruikersinterface instellingen altijd op deze pagina, niet in enig ander voorkeurenprogramma. Zelfs als u MUI gebruikt, gebruik dan @{i}niet@{ui} de iconificeer en sneltoets functies in MUI voorkeuren voor Miami. Deze functies werken niet met Miami, omdat Miami iconificatie zelf afhandeld, zonder MUI. @{" Sneltoets " Link "NODE_GUI_GUI_HOTKEY"} De `Sneltoets' knop @{" Vertoon icoon " Link "NODE_GUI_GUI_SHOWICON"} De `Vertoon icoon' knop @{" Vertoon menu " Link "NODE_GUI_GUI_SHOWMENU"} De `Vertoon menu' knop @{" Geen GUI bij opstarten " Link "NODE_GUI_GUI_ONSTARTUP"} De `Geen GUI bij opstarten' knop @{" Online icoon " Link "NODE_GUI_GUI_ONLINEICON"} De `Online icoon' knop @{" Offline icoon " Link "NODE_GUI_GUI_OFFLINEICON"} De `Offline icoon' knop @{" GUI engine " Link "NODE_GUI_GUI_GUI"} De `GUI engine' knop @{" Omschakelen " Link "NODE_GUI_GUI_SWITCH"} De `Omschakelen' knop @EndNode @Node "NODE_GUI_GUI_HOTKEY" "Miami.guide/NODE_GUI_GUI_HOTKEY" @Next "NODE_GUI_GUI_SHOWICON" @Toc "NODE_GUI_GUI" Sneltoets --------- Deze tekstregel specificeert de Commodities sneltoets om de Miami gebruikersinterface te (de)iconificeren. De standaard Commodities syntax wordt gebruikt om de sneltoets te definiëren, bijv. `ctrl alt m' definiëert dat de sneltoets bestaat uit de toets `m', tegelijk ingedrukt met de `ctrl' toets en een `alt' toets. `ctrl alt m' is tevens de standaard sneltoets. @EndNode @Node "NODE_GUI_GUI_SHOWICON" "Miami.guide/NODE_GUI_GUI_SHOWICON" @Next "NODE_GUI_GUI_SHOWMENU" @Prev "NODE_GUI_GUI_HOTKEY" @Toc "NODE_GUI_GUI" Vertoon icoon ------------- Als deze knop is aangevinkt dan wordt een AppIcoon op het Workbenchscherm vertoont als Miami geïconificeerd is. @EndNode @Node "NODE_GUI_GUI_SHOWMENU" "Miami.guide/NODE_GUI_GUI_SHOWMENU" @Next "NODE_GUI_GUI_ONSTARTUP" @Prev "NODE_GUI_GUI_SHOWICON" @Toc "NODE_GUI_GUI" Vertoon menu ------------ Als deze knop aangevinkt is dan wordt een `Miami' item aangemaakt in het Workbench `Tools' menu indien Miami geïconificeerd is. @EndNode @Node "NODE_GUI_GUI_ONSTARTUP" "Miami.guide/NODE_GUI_GUI_ONSTARTUP" @Next "NODE_GUI_GUI_ONLINEICON" @Prev "NODE_GUI_GUI_SHOWMENU" @Toc "NODE_GUI_GUI" Geen GUI bij opstarten ---------------------- Als deze knop aangevinkt is dan laadt Miami de gebruikersinterface module niet in bij het opstarten, en opent zijn venster niet. Deze mogelijkheid is het meest bruikbaar als u het combineert met `automatisch online bij opstarten'. Lees @{"Gebeurtenissen" Link "NODE_GUI_EVENTS"} voor meer informatie hierover. @EndNode @Node "NODE_GUI_GUI_ONLINEICON" "Miami.guide/NODE_GUI_GUI_ONLINEICON" @Next "NODE_GUI_GUI_OFFLINEICON" @Prev "NODE_GUI_GUI_ONSTARTUP" @Toc "NODE_GUI_GUI" Online icoon ------------ Deze regel laat u een icoon (`.info' bestand) specificeren dat Miami gebruikt als AppIcoon wanneer Miami online is. De standaard (lege regel) is om een ingebouwd plaatje te gebruiken. @EndNode @Node "NODE_GUI_GUI_OFFLINEICON" "Miami.guide/NODE_GUI_GUI_OFFLINEICON" @Next "NODE_GUI_GUI_GUI" @Prev "NODE_GUI_GUI_ONLINEICON" @Toc "NODE_GUI_GUI" Offline icoon ------------- Deze regel laat u een icoon (`.info' bestand) specificeren dat Miami gebruikt als AppIcoon wanneer Miami offline is. De standaard (lege regel) is om een ingebouwd plaatje te gebruiken. @EndNode @Node "NODE_GUI_GUI_GUI" "Miami.guide/NODE_GUI_GUI_GUI" @Next "NODE_GUI_GUI_SWITCH" @Prev "NODE_GUI_GUI_OFFLINEICON" @Toc "NODE_GUI_GUI" GUI engine ---------- Deze regel laat u één van de verschillende geïnstalleerde GUI engines kiezen. U keuze wordt onthouden door Miami en bewaard in het instellingenbestand (als u de instellingen naderhand bewaart), maar Miami zal niet meteen omschakelen naar de nieuwe GUI engine. Om dat te doen klikt u op @{"Omschakelen" Link "NODE_GUI_GUI_SWITCH"}. @EndNode @Node "NODE_GUI_GUI_SWITCH" "Miami.guide/NODE_GUI_GUI_SWITCH" @Prev "NODE_GUI_GUI_GUI" @Toc "NODE_GUI_GUI" Omschakelen ----------- Door op deze knop te klikken schakelt Miami om naar de geselecteerde GUI engine. (Wat werkelijk gebeurt is dit: Miami iconificeert, verwijdert de huidige GUI engine, laadt de nieuwe GUI module, en deïconificeert met de nieuwe GUI engine.) @EndNode @Node "NODE_GUI_SOCKS" "Miami.guide/NODE_GUI_SOCKS" @Next "NODE_GUI_MISC" @Prev "NODE_GUI_GUI" @Toc "NODE_CONFIGURATION" Socks ===== Deze pagina laat u SOCKS client ondersteuning in Miami configureren. Als u nog nooit over SOCKS heeft gehoord dan heeft u het waarschijnlijk niet nodig. SOCKS is een proxy systeem om sites binnen een firewall verbindingen te laten maken met machines buiten de firewall. Miami's SOCKS implementatie laat Amiga TCP/IP clients toe om op transparante wijze te verbinden "door" firewalls heen, zonder speciale ondersteuning in de clients. Als uw netwerkaanbieder een SOCKS firewall gebruikt vraag ze dan naar het IP adres van de proxy server, en naar de SOCKS gebruikersnaam en wachtwoord (als de SOCKS server wachtwoord-beveiligd is), en configureer Miami voor SOCKS op deze pagina. De instellingen op deze pagina zijn standaardinstellingen voor uw opstelling. U kunt de SOCKS instellingen in meer detail configureren in @{"Databank/Socks" Link "NODE_GUI_DATABASE_SOCKS"}. @{" SOCKS aanzetten " Link "NODE_GUI_SOCKS_ENABLE"} De `SOCKS aanzetten' knop @{" Standaard SOCKS server " Link "NODE_GUI_SOCKS_SERVER"} De `Standaard SOCKS server' knop. @{" Maximale Syslogniveau " Link "NODE_GUI_SOCKS_MAXLOG"} De `Maximale Syslogniveau' knop. @{" Authenticatie " Link "NODE_GUI_SOCKS_AUTH"} De `Authenticatie' knoppen. @EndNode @Node "NODE_GUI_SOCKS_ENABLE" "Miami.guide/NODE_GUI_SOCKS_ENABLE" @Next "NODE_GUI_SOCKS_SERVER" @Toc "NODE_GUI_SOCKS" SOCKS Aanzetten --------------- Als deze knop aanstaat dan gebruikt Miami SOCKS om te verbinden met elke machine welke niet direct bereikbaar is door een interface. U moet tevens de SOCKS server IP adres, poort en, met sommige SOCKS servers, authenticatie configureren. @EndNode @Node "NODE_GUI_SOCKS_SERVER" "Miami.guide/NODE_GUI_SOCKS_SERVER" @Next "NODE_GUI_SOCKS_MAXLOG" @Prev "NODE_GUI_SOCKS_ENABLE" @Toc "NODE_GUI_SOCKS" Standaard SOCKS server ---------------------- Deze knoppen definieren het IP adres en poortnummer van de standaard SOCKS server in uw netwerk. Het poortnummer voor SOCKS is gewoonlijk 1080. @EndNode @Node "NODE_GUI_SOCKS_MAXLOG" "Miami.guide/NODE_GUI_SOCKS_MAXLOG" @Next "NODE_GUI_SOCKS_AUTH" @Prev "NODE_GUI_SOCKS_SERVER" @Toc "NODE_GUI_SOCKS" Maximale Syslogniveau --------------------- Deze knop definieert hoeveel diagnostische berichten u wilt ontvangen van de SOCKS omhulling. U moet deze knop gewoonlijk op "geen" of "fout" laten staan. Hogere instellingen zijn handig voor het verkrijgen van additionele diagnostische bercihten tijdens het opsporen van fouten. @EndNode @Node "NODE_GUI_SOCKS_AUTH" "Miami.guide/NODE_GUI_SOCKS_AUTH" @Prev "NODE_GUI_SOCKS_MAXLOG" @Toc "NODE_GUI_SOCKS" Authenticatie ------------- Deze knoppen specificeren de authenticatie-gegevens die naar de SOCKS server verzonder worden. De volgende authenticatie methoden zijn mogelijk: @{b}geen@{ub} Geen authenticatie gegevens worden verzonden. Dit werkt alleen met SOCKS servers die geen authenticatie nodig hebben. @{b}zelfde als in beller.@{ub} Miami zend de gebruikernaam/wachtwoord-combinatie die u gedefinieerd heeft in de beller naar de SOCKS server. @{b}gebruikernaam/wachtwoord@{ub} Miami zend de gebruikernaam/wachtwoord-combinatie die u gedefinieerd heeft in de regels onder de SOCKS server. @EndNode @Node "NODE_GUI_MISC" "Miami.guide/NODE_GUI_MISC" @Prev "NODE_GUI_SOCKS" @Toc "NODE_CONFIGURATION" Diversen ======== Er zijn nog drie knoppen in Miami die nergens beschreven zijn in de vorige secties: @{b}*@{ub} "Online": Laat Miami beginnen met opbellen en proberen online te gaan. @{b}*@{ub} "Offline": Laat Miami de lijn ophangen en offline gaan. @{b}*@{ub} Een lijst of een aantal knoppen aan de linkerzijde van het Miami venster, dat gebruikt wordt om een van de configuratiepagina's te selecteren. @EndNode @Node "NODE_MNI" "Miami.guide/NODE_MNI" @Next "NODE_DIALERLANG" @Prev "NODE_CONFIGURATION" @Toc "Main" MNI Ethernet aansturing *********************** MNI aansturingen zijn een nieuwe manier om u Ethernetkaart te benaderen. Vergeleken met de traditionele SANA-II aansturing biedt MNI gewoonlijk betere prestaties (vaak VEEL betere prestaties), additionele mogelijkheden, bijv. ondersteuning voor gemengde (promiscuous) modus in MiamiTCPDump, en gemakkelijker configuratie. De compatibiliteit met sommige typen hubs en kabelmodems is in sommige situaties ook beter dan met SANA-II. Het nadeel van het gebruik van MNI is dat MNI nog niet ondersteunt wordt door andere netwerk stacks (bijv. Envoy), zodat u geen andere stacks kunt draaien tegelijkertijd met Miami gebruik makend van MNI. Dit zal in de toekomst echter veranderen. Om uw Ethernetkaart met MNI te gebruiken moet u het interface type in Miami op "MNI Ethernet" zetten, en de naam van de MNU aansturing voor uw Ethernetkaart invoeren (zie het lijstje beneden). Klik dan op "Vind kaarten" om uzelf ervan te verzekeren dat uw kaart ondersteunt wordt, selecteer de kaart en klik op "OK". Dit zet het eenheidnummer correct. Klik nu op "MNI parameter" en "Ondervraag apparaat", klik dan op "OK" om de linkniveau instellingen te configureren. Configureer hierna de overige instellingen (bijv. IP adressen). Voor sommige aansturingen moet u misschien tevens andere opties invoeren in "MNI opties". Lees de beschrijving van uw MNI aansturing om te zien of dit nodig is voor uw aansturing. Hier is een lijst met alle momenteel ondersteunde Amiga Ethernet kaaren, samen met verwijzingen naar de corresponderende MNI aansturing. @{" ASDG LanRover EB920 " Link "NODE_MNI_ZTDPETNZ"} ASDG LanRover EB920: z2-dp8390.mni @{" Ariadne " Link "NODE_MNI_ZTAMSNNZ"} Ariadne: z2-am7990.mni @{" Ariadne-II " Link "NODE_MNI_ZTDPETNZ"} Ariadne-II: z2-dp8390.mni @{" CEI/Ameristart A2065 " Link "NODE_MNI_ZTAMSNNZ"} CEI/Ameristar A2065: z2-am7990.mni @{" CEI/Ameristart A4066 " Link "NODE_MNI_ZTSMCNOCNZ"} CEI/Ameristar A4066: z2-smc91c90.mni @{" ConneXion " Link "NODE_MNI_ZTAMSNNZ"} ConneXion: z2-am7990.mni @{" GG2-Bus+, NE2000 " Link "NODE_MNI_GGTDPETNZ"} GG2-Bus+, NE2000: gg2-dp8390.mni @{" Hydra AmigaNet Z2 " Link "NODE_MNI_ZTDPETNZ"} Hydra AmigaNet Z2: z2-dp8390.mni @{" QuickNet QN2000 " Link "NODE_MNI_ZTMBESNFZ"} QuickNet QN2000: z2-mb86950.mni Hier is een lijst met alle momenteel verkrijgbare MNI aansturingen, samen met de configuratie-informatie. @{" gg2-dp8390.mni " Link "NODE_MNI_GGTDPETNZ"} gg2-dp8390.mni @{" z2-am7990.mni " Link "NODE_MNI_ZTAMSNNZ"} z2-am7990.mni @{" z2-dp8390.mni " Link "NODE_MNI_ZTDPETNZ"} z2-dp8390.mni @{" z2-mb86950.mni " Link "NODE_MNI_ZTMBESNFZ"} z2-mb86950.mni @{" z2-smc91c90.mni " Link "NODE_MNI_ZTSMCNOCNZ"} z2-smc91c90.mni @EndNode @Node "NODE_MNI_GGTDPETNZ" "Miami.guide/NODE_MNI_GGTDPETNZ" @Next "NODE_MNI_ZTAMSNNZ" @Toc "NODE_MNI" gg2-dp8390.mni ============== Aansturing voor NE2000-compatibele ISA kaarten (gebaseerd op de DP8390 chip of clonen), in Amiga ISA sloten overbrugd via de GG2-Bus+ kaart. De aansturing ondersteunt alle NE2000-compatibele (@{i}NIET@{ui} NE1000-compatibele) kaarten. Dit omvat kaarten geconfigureerd via jumpers, kaarten cgeconfigureerd met een installiedisk (met een configuratie bewaard in Flash-ROM) en jumperloze ISA-PnP kaarten zonder een vaste configuratie. De MNI aansturing auto-detecteert de kaart (IO adres en IRQ). Handmatige configuratie is niet ondersteunt op dit moment. Als er geen kaart gevonden wordt in de ondersteunde IO en IRQ bereiken dan voert de aansturing een PnP-scan uit voor NE2000-compatibele kaarten, en configureert en activeert elke gevonden kaart voor zolang de aansturing actief is. Momenteel wordt slechts één enkele NE2000 kaart in ISA sloten herkend. Ondersteunde MNI opties: @{b}*@{ub} Eén van "FT=0", "FT=1", "FT=2", "FT=3" selecteert de FIFO drempel voor lokale DMA. De standaard is "FT=2". U moet deze waarde gewoonlijk niet aanpassen. @{b}*@{ub} Eén van "WAIT=1", "WAIT=0" zet de ondersteuning voor wachttoestanden op de GG2 kaart aan resp. uit. Standaard is "WAIT=1". "WAIT=0" kan de processorload enigszins verlagen met kaarten die snel genoeg zijn. @EndNode @Node "NODE_MNI_ZTAMSNNZ" "Miami.guide/NODE_MNI_ZTAMSNNZ" @Next "NODE_MNI_ZTDPETNZ" @Prev "NODE_MNI_GGTDPETNZ" @Toc "NODE_MNI" z2-am7990.mni ============= Aansturing voor de AM7990 (LANCE), AM79C90 (C-LANCE) en AM79C960 (PC-net) chips, op de Zorro bus. Ondersteunde kaarten op dit moment: @{b}*@{ub} Ariadne (NIET Ariadne-II) @{b}*@{ub} CEI/Ameristar A2065 @{b}*@{ub} Commodore A2065 @{b}*@{ub} ConneXion in A2065-compatibiliteitsmodus Belangrijke informatie voor gebruikers van ConneXion kaarten: Verzeker uzelf dat de jumper op de kaart is geconfigureerd voor A2065 compatibiliteit. De aansturing ondersteunt de ConneXion-eigen modus op dit moment niet. Belangrijke informatie voor gebruikers van A2065 kaarten: Wanneer u overschakelt van SANA-II naar MNI aansturingen moet u eerste de configuratie in Miami naar MNI veranderen, de instellingen bewaren, en dan uw computer herstarten voordat u opnieuw online gaat. Dit is belangrijk omdat de A2065 SANA-II aansturingen alleen uit het geheugen verwijderd kunnen worden door de computer te herstarten. Belangrijke informatie voor gebruikers van Ariadne kaarten. Uw Amiga kan reeds een Ariadne aansturing hebben staan in "SYS:Expansian". Als dat het geval is moet u die aansturing verwijderen en uw Amiga herstarten voor dat u online gaat met de nieuwe MNI aansturing. Anders kan uw Amiga blijven "hangen". Ondersteunde MNI opties: @{b}*@{ub} Alleen Ariadne: MEDIA=AUTO (Standaard. Zet automatische medium detectie aan). @{b}*@{ub} Alleen Ariadne: MEDIA=10BASE2 (Selecteert 10-Base-2, d.i. Coax, BNC, Cheapernet bekabeling) @{b}*@{ub} Alleen Ariadne: MEDIA=10BASET (Selects 10-Base-T, d.i. RJ45, UTP bekabeling) @EndNode @Node "NODE_MNI_ZTDPETNZ" "Miami.guide/NODE_MNI_ZTDPETNZ" @Next "NODE_MNI_ZTMBESNFZ" @Prev "NODE_MNI_ZTAMSNNZ" @Toc "NODE_MNI" z2-dp8390.mni ============= Aansturing voor de DP8390 chip (en zijn vele clones, d.w.z. geïntegreerde chips gebruikt voor NE2000-compatibele kaarten), op de Zorro bus. Ondersteunde kaarten op dit moment: @{b}*@{ub} ASDG LanRover EB920 @{b}*@{ub} Hydra AmigaNet @{b}*@{ub} Ariadne-II (NIET Ariadne) Merk op dat op het moment dat deze documentatie geschreven werd de Ariadne-II ondersteuning uitgeschakeld is in de aansturing bijgeleverd met Miami 3.2, omdat er geen kaart beschikbaar was voor het testen. Ondersteuning voor de Ariadne-II is echter geïmplementeerd en zal aangezet worden zodra er een kaart beschikbaar is voor testen. Belangrijke informatie voor ASDG LanRover EB920 bezitters: De kaart heeft een jumper die het interrupt selecteert (2 of 6). U MOET een MNI optie kiezen die correspondeert met de jumperinstelling op uw kaart. Anders zal uw Amiga crashen. Tevens hebben sommige EB920 kaarten geen MAC adres ROM. Als uw kaart hieronder valt dan is het teruggemelde MAC adres bij "ondervraag apparaat" in "MNI parameters" gelijk aan 00:00:00:00:00:00. Indit geval moet u een dummy adres invoeren en "overreden" selecteren. Raadpleeg de documentatie van uw EB920 kaart voor meer informatie hierover. Belangrijke informtie voor Hydra AmigaNet bezitters: Met een redelijk snelle processor (040 of hoger) behaalt deze aansturing een typisch zeer hoge doorvoer (>800 kB/s) op lokale netwerken. Als u slechte prestaties krijgt (500 kB/s of minder) op lokale netwerken dan is uw Hydra kaart zeer waarschijnlijk defect. Helaas lijkt het te zijn dat vele Hydra kaarten dit probleem hebben. Deze slechte prestaties zijn GEEN gevolg van een fout in de aansturing. Ondersteunde MNI opties: @{b}*@{ub} Eén van "FT=0", "FT=1", "FT=2", "FT=3" selecteert de FIFO drempel voor lokale DMA. De standaard is "FT=2". U moet deze waarde gewoonlijk niet aanpassen. @{b}*@{ub} Alleen ASDG LanRover EB920: Eén van "INT=2" of "INT=6". Deze optie MOET overeenkomene met de jumperinstelling op uw kaart. @EndNode @Node "NODE_MNI_ZTMBESNFZ" "Miami.guide/NODE_MNI_ZTMBESNFZ" @Next "NODE_MNI_ZTSMCNOCNZ" @Prev "NODE_MNI_ZTDPETNZ" @Toc "NODE_MNI" z2-mb86950.mni ============== Aansturing voor de Fujitsu MB86950 Ethernetchip, op de Zorro bus. Ondersteunde kaarten op dit moment: @{b}*@{ub} QuickNet QN2000 Belangrijke informatie voor QuickNet QN2000 bezitters: De kaart heeft een schakelaar op de achterkant, welke het product ID verandert tussen 1 en 2. Beide product IDs worden ondersteunt, maar product ID 2 werkt beter. Het wordt daarom aanbevolen uw kaart te configureren voor product ID 2, indien mogelijk. Om dit te doen controleert u eerst welk product ID u heeft (klik op "Vind kaarten" in Miami). Als de product ID 1 is zet de schakelaar dan om, herstart uw Amiga, en probeer opnieuw. Niet alle kaarten kunnen omgeschakeld worden naar product ID 2. Sommige ondersteunen alleen product ID 1, in alle schakelaarstanden. Ondersteunde MNI opties: geen. @EndNode @Node "NODE_MNI_ZTSMCNOCNZ" "Miami.guide/NODE_MNI_ZTSMCNOCNZ" @Prev "NODE_MNI_ZTMBESNFZ" @Toc "NODE_MNI" z2-smc91c90.mni =============== Aansturing voor de SMC91C90 (en zijn opvolgders, bijv. de SMSC LAN91C94), op de Zorro bus. Ondersteunde kaarten op dit moment: @{b}*@{ub} CEI/Ameristar A4066 Supported MNI options: geen. @EndNode @Node "NODE_DIALERLANG" "Miami.guide/NODE_DIALERLANG" @Next "NODE_AREXX" @Prev "NODE_MNI" @Toc "Main" Beller commando taal ******************** De volgende commando's worden ondersteund door de opbeller: @{b}ABORT "tekst1","tekst2",...@{ub} Specificeer een lijst met teksten die Miami geheel doet stoppen met opbellen, bijv. "NO DIALTONE" van het modem. @{b}ASKPASSWORD@{ub} Doet een verzoeker verschijnen die de gebruiker vraagt naar het wachtwoord. @{b}DELAY secs@{ub} Wacht gedurende het gespecificeerd aantal seconden. @{b}DIALNEXT "tekst1","tekst2",...@{ub} Specificeer een lijst met teksten die Miami geheel de telefoon doet ophangen, en het volgende nummer laat opbellen, bijv. "BUSY" van het modem. @{b}PARSEPASSWORD "eindkar"@{ub} Ontleedt alle karakters van de modem tot, dus met uitzondering van, , en vervangt het huidige wachtwoord met deze tekst. Dit commando kan van pas komen voor eenmalige wachtwoord systemen die het wachtwoord voor de volgende sessie versturen tijdens het inloggen. @{b}REDIAL "tekst1","tekst2",...@{ub} Specificeer een lijst met teksten die Miami de telefoon doet ophangen, en het huidige nummer opnieuw laat opbellen, bijv. "BUSY" van het modem. @{b}SAVECONFIG@{ub} Bewaart de huidige configuratie (instellingen) naar disk. Dit commando wordt normaalgesproken gebruikt na PARESEPASSWORD om de instellingen met het nieuwe wachtwoord te bewaren. @{b}SEND "tekst"@{ub} Zend naar de modem. Een linefeed/carriage return wordt @{i}niet@{ui} automatisch toegevoegd. Miami herkent de volgende standaard controle sequenties: \\",\\\\,\\r,\\n. In additie worden "\\u" en"\\p" ondersteund om de huidige inlog id (gebruiker id), resp. wachtwoord, te zenden. @{b}SENDBREAK@{ub} Zend een seriële poort `break" signaal. Dit wordt door sommige terminal servers gebruikt om naar commandomodus te schakelen. @{b}SENDPAD "tekst",padding@{ub} Zend naar de modem, uitgebreid met spaties tot een totale lengte van . Voorbeeld: `SENDPAD "abc",5' zou zenden "abc ". @{b}SENDPASSWORD@{ub} Zend het huidige wachtwoord, gevolgd door een "\\r". @{b}SENDUSERID@{ub} Zend het huidige gebruikers id (inlog id), gevolgd door een "\\r". @{b}TIMEOUT secs@{ub} Specificeer hoeveel seconden er gewacht moet worden op een tekst gedurende WAIT of WAITPPP voordat Miami opgeeft. @{b}WAIT "tekst"@{ub} Wacht tot de modem "tekst" ontvangt. @{b}WAITCONNECT@{ub} Wacht tot een CONNECT bericht en de volgende tekst (gewoonlijk de verbindingsnelheid) van het modem ontvangen wordt. Dit is identiek aan `WAIT "CONNECT"', met de uitzondering dat Miami nu al wat volgt op het `CONNECT' bericht op dezelfde regel kopieert naar een buffer, en dit later weergeeft in het statusgebied. Met vele modems maakt dit het mogelijk de snelheid waarmee u modem is verbonden te laten zien. @{b}WAITPPP@{ub} Wacht tot de server naar PPP modus schakelt. Met de commando's "ABORT", "DIAL" en "DIALNEXT" kunt u het sleutelwoord "TIMEOUT" (zonder aanhalingstekens) aangeven, i.p.v. een tekst in aanhalingstekens, bijv. ABORT "NO CARRIER",TIMEOUT Dit betekent dat Miami het opbelscript zal stoppen wanneer een time-out voorkomy. Andere opties zijn om het huidige nummer opnieuw te bellen, of om het volgende nummer te bellen wanneer een time-out voorkomt. @EndNode @Node "NODE_AREXX" "Miami.guide/NODE_AREXX" @Next "NODE_ENVVARS" @Prev "NODE_DIALERLANG" @Toc "Main" ARexx Interface *************** De naam van de Miami ARexx poort is "MIAMI.1". Op het moment ondersteunt Miami alle standaard ARexx commando's voor MUI applicaties ("QUIT", "HIDE", "DEACTIVATE", "SHOW", "ACTIVATE", "INFO", "HELP") plus de volgende additionele commando's: @{b}CHANGEDB@{ub} Laat Miami het bestand "ENVARC:MiamiChangeDB" herlezen om de instellingen te updaten. Refereer aan @{"Client settings" Link "NODE_EXCONFIG_CLIENTS"} voor meer details omtrent het gebruik van deze mogelijkheid. @{b}GETCONNECT@{ub} Geeft de verbindingsregel terug die volgt op het `CONNECT' bericht van het modem. Gewoonlijk bevat deze regel een weergave van de verbindingsnelheid. @{b}GETCONNECTTIME@{ub} Geeft het aantal seconden aan since Miami het `CONNECT' bericht ontving van het modem. @{b}GETONLINETIME@{ub} Geeft het aantal seconden dat Miami online was terug in de `result' variabele. @{b}GETSETTINGSNAME@{ub} Geeft de bestandsnaam van het huidige instellingenbestand terug in de result variabele. @{b}ISONLINE@{ub} Kijkt of Miami online is en zet de foutcode ("RC") aan de hand daarvan. 1 betekent: Miami is online. 0 betekent: Miami is offline. @{b}KILLGUI@{ub} Iconificeert Miami's vensters en verwijdert de huidige GUI module. @{b}LOADSETTINGS file/a@{ub} Laadt het gespecificeerde instellingenbestand. @{b}LOCKGUI@{ub} Vergrendelt het gebruikersinterface, d.w.z. een bezig-wijzer wordt weergegeven. Aanroepen naar deze functie nestelen. @{b}OFFLINE@{ub} Hang on en ga offline. Hetzelfde als klikken op de "Offline" knop. @{b}ONLINE@{ub} Probeer online te gaan. Hetzelfde als klikken op de "Online" knop. @{b}QUITFORCE@{ub} Het gebruik van het "QUIT" commando vanuit een ARexx script is de veiligste manier om Miami te verlaten, omdat Miami slechts probeert offline te gaan en te verlaten indien geen andere ARexx scripts uitgevoerd worden, om doodlopen ("deadlock") te voorkomen. Het nadeel hiervan is dat er timing-problemen kunnen optreden indien uw ARexx aansturing complex is, meerdere ARexx scripts omvat (met name scripts voor eerdere gebeurtenissen), en één of meer scripts nog steed lopen terwijl het "QUIT" commando uitgevoerd wordt: Miami weigert dan te verlaten, alhoewel het veilig zou zijn te wachten en later te verlaten. Probeer in dat geval het "QUITFORCE" commando: het forceert Miami om te wachten totdat alle ARexx scripts afgewerkt zijn en verlaat dan. Waarschuwing: dit commando zal Miami vast laten lopen indien één van de lopende ARexx scripts nooit terugkeert, bijv. vanwege een oneindige lus of een recursieve aanroep, dus het potentieel gevaarlijk als uw ARexx scripts foutief zijn. @{b}UNLOCKGUI@{ub} Ontgrendelt het gebruikersinterface, d.w.z. verwijdert de bezig-wijzer en vervangt het met een normale muiswijzer indien geen van de instanties van LOCKGUI nog gelden. @EndNode @Node "NODE_ENVVARS" "Miami.guide/NODE_ENVVARS" @Next "NODE_EXCONFIG" @Prev "NODE_AREXX" @Toc "Main" Omgevingsvariabelen ******************* @{" Tijdzone-informatie " Link "NODE_ENVVARS_TZ"} Tijdzone-informatie Gebruikers hoeven gewoonlijk geen enkele omgevingsvariabele in te stellen om Miami te gebruiken. Desalniettemin is er een lijst met alle variabelen die Miami gebruikt, in het geval dat u handmatig wijzigingen wilt aanbrengen: @{b}DOMAIN, DOMAINNAME@{ub} Deze variabelen worden automatisch ingesteld door Miami, telkens wanneer Miami online gaat. Deze worden ingesteld naar uw huidige domein (d.i. het gedeelte van uw hostnaam volgend op het de eerste "."). @{b}HOME@{ub} Deze variabele wordt automatisch door Miami ingesteld, telkens wanneer Miami online gaat. Het wordt gezet naar de thuislade geconfigureerd in Databank/Gebruikers, voor de gebruiker die u selecteerde in de TCP/IP pagina. @{b}HOST, HOSTNAME@{ub} Deze variabelen worden automatisch door Miami ingesteld, telkens wanneer Miami online gaat. Ze worden ingesteld als uw geconfigureerde hostnaam (voor statische hostnamen), of als de hostnaam corresponderend met uw IP adres, gevonden door Miami door terugwaarts DNS opzoeken. Als geen hostnaam gevonden werd dan worden deze variabelen ingesteld als uw IP adres. @{b}MagicWB@{ub} Als er geen gebruikersinterface gespecificeerd is (door de gebruiker, in het instellingenbestand, of in "ENV:MIAMI/GUI") dan valt Miami terug tot het gebruik van ofwel "MUI" of "MUIMWB" als de standaard GUI. "MUIMWB" wordt gebruikt als de "MagicWB" variabele bestaat, aangevend dat MagicWB geïnstalleerd is. @{b}REALNAME@{ub} Deze variabele wordt automatisch ingesteld door Miami, telkens wanneer Miami online gaat. Het wordt ingesteld naar de werkelijke naam geconfigureerd op de TCP/IP pagina. @{b}SOCKETCONFIG@{ub} Deze variabele wordt automatisch ingesteld door Miami, telkens wanneer Miami online gaat. Deze wordt benodigt voor de freeware "socket.library" emulatie library (voor I-Net-225-compatibele software) en wordt zodanig ingesteld dat het mogelijk maakt deze library goed te laten werken. @{b}TZ@{ub} Deze variabele wordt gelezen door Miami om uw huidige tijdzone te vinden. Deze moet correct gezet worden voordat Miami geïnstalleerd word. Lees @{"Tijdzone-informatie" Link "NODE_ENVVARS_TZ"} voor meer informatie hierover. @{b}USERNAME@{ub} Deze variabele wordt automatisch ingesteld door Miami, telkens wanneer Miami online gaat. Deze wordt ingesteld als de gebruikernaam zoals geconfigureerd op de TCP/IP pagina. @{b}MIAMI/GUI@{ub} Deze variabele moet de naam van uw standaard GUI engine (bijv. `MUI', `MUIMWB' of ;GTLayout') bevatten. Het wordt automatisch ingesteld tijdens de installatie. @{b}MIAMI/SSLLIB@{ub} Deze variable is alleen nodig wanneer u MiamiSSL gebruikt, en wordt automatisch gezet tijdens de installatie van MiamiSSL. Het moet de naam bevatten van uw SSL encryptie library, d.i. ofwel `Miami:Libs/miamisslintl.library' of `Miami:Libs/miamisslusa.library'. @EndNode @Node "NODE_ENVVARS_TZ" "Miami.guide/NODE_ENVVARS_TZ" @Toc "NODE_ENVVARS" Tijdzone-informatie ******************* De omgevingsvariabele TZ moet als volgt gezet worden: Buiten daglichtbesparingsperiode (dus gedurende de winter): EST5 waar EST de naam van uw tijdzone is, en 5 is het *negatieve* tijdverschil tot UTC (bijv. als u 2 uur ten oosten van UTC bent dan moet deze waarde -2 zijn, niet 2). In Europa, Azië en Australië is dit getal gewoonlijk 0 of negatief, in America is het positief. Zie hieronder voor voorbeelden. Gedurende daglichtbesparingsperiode (dus gedurende de zomer): EST4EDT EST, 4: betekent hetzelfde als boven. EDT is de naam van uw tijdzone gedurende daglichtbesparingsperiode. Verzeker uzelf ervan dat u het getal (4 in dit voorbeeld) met één uur aanpast zoals nodig voor uw lokale daglichtbesparings-afspraken. De naam van de tijdzone maakt niet veel uit in elk geval. Het is echter belangrijk dat het getal correct is en dat het getal *precies* op de vierde tekenpositie staat. Het is *NIET* correct om een RFC-compliant tijdregel in ENV:TZ te plaatsen, bijv. zoiets als "EST", "EST (-0500)" or "-0500" zal NIET werken. Enkele voorbeelden: winter summer US westkust PST8 PST7PDT US oostkust EST5 EST4EDT Groot-Brittanië WET0 WET-1WEDT grootste gedeelte van West- Europa MET-1 MET-2MEDT @EndNode @Node "NODE_EXCONFIG" "Miami.guide/NODE_EXCONFIG" @Next "NODE_UTILITY" @Prev "NODE_ENVVARS" @Toc "Main" Instellingen uitwisselen ************************ De Miami instellingen worden bewaard in een IFF bestand in een formaat dat momenteel bewust ongedocumenteerd is. Miami maakt het u echter mogelijk om instellingen op verschillende manieren te im- of exporteren. @{" Distributieformaat " Link "NODE_EXCONFIG_DIST"} Instellingen im-/exporteren voor distributie @{" Wachtwoorden uitwisselen " Link "NODE_EXCONFIG_PASSWORDS"} Wachtwoordbestanden uitwisselen @{" Clientinstellingen " Link "NODE_EXCONFIG_CLIENTS"} Instellingen voor sommige clients @EndNode @Node "NODE_EXCONFIG_DIST" "Miami.guide/NODE_EXCONFIG_DIST" @Next "NODE_EXCONFIG_PASSWORDS" @Toc "NODE_EXCONFIG" Distributieformaat ================== Miami maakt het u mogelijk instellingen te exporteren naar een ASCII formaat dat geschikt is voor distributie, d.w.z. om het te uploaden naar Aminet, of om het aan andere gebruikers te geven die accounts hebben bij dezelfde Internet-aanbieder. Het kan ook gebruikt worden door Internet providers om complete Miami instellingen vooraf te configureren voor een nieuwe gebruiker. Het ASCII bestandsformaat bevat een kop, gevolgd door een variabel aantal parameters. Wanneer Miami bestanden exporteert zal het alleen die parameters exporteren die gerelateerd zijn aan de aanbieder, maar niet die gerelateerd zijn aan de gebruiker z'n individuele systeemopstelling of die, die op enige manier relevant zijn bij beveiliging. Dit betekent dat u veilig uw instellingen kunt exporteren, en het bestand aan een andere gebruiker kunt geven, zonder gevoelige informatie vrij te geven zoals wachtwoorden. Wanneer Miami bestanden importeert ondersteunt het echter wel gebruiker-gerelateerde informatie zoals wachtwoorden, zodat providers Installer scripts kunnen schrijven die de gebruiker naar zijn inlog id en wachtwoord vragen, en welke dan een ASCII instellingenbestand creëren voor Miami die @{i}alle@{ui} informatie bevat die nodig is voor Miami. Om een idee te krijgen hoe het ASCII bestand eruit ziet, exporteer dan uw huidige instellingen naar ASCII. Het algemene formaat is @{b}*@{ub} een 2-lijns kop. Elke regel start met een "$" teken. Verander deze kop niet. @{b}*@{ub} een variabel aantal regels beginnend met een ";". Deze regels zijn kommentaar en mogen bewerkt worden. @{b}*@{ub} een variabel aantal regels dat parameters specificeert. De meeste parameters worden gespecificeerd in een enkele regel. Deze regels zien er als volgt uit: PARAMETER=waarde Sommige parameters (bijv. het opbelscript) benodigen meerdere regels. In dit geval is het formaat als volgt: PARAMETER=% eerste waarde tweede waarde derde waarde % Dit betekent dat een enkele "%" een parameter op meerdere regels aangeeft, en nog een "%", als enige karakter op een regel, het einde van de lijst met waarden aangeeft. De volgorde van de parameters in het bestand zijn arbitrair. U moet er niet van uit gaan dat Miami de parameters in een specifieke volgorde bewaart. Lijst met ondersteunde parameters: Een (m) geeft een parameter aan met meerdere regels. Een (i) geeft aan dat de parameter alleen geïmporteerd wordt, maar nooit geëxporteerd. Een (r) geeft aan dat deze mogelijkheid alleen beschikbaar is in de geregistreerde versie, en genegeert wordt in de ongeregistreerde versie. "(m)", "(i)" en "(r)" maken geen deel uit van het ASCII bestand. Waarden aagegeven als "A / B" betekent dat de waarde een enkel karakter is, oftewel "A", oftewel "B". @{b}DEVNAME= (i)@{ub} apparaatnaam @{b}UNIT= (i)@{ub} apparaateenheid nummer @{b}BAUD= (i)@{ub} seriële poort snelheid @{b}PROTOCOL=@{ub} P / S (ppp of slip) @{b}FLOWCONTROL= (i)@{ub} H / S (hardware (RTS/CTS) of software (Xon/Xoff) handshaking) @{b}EOFMODE= (i)@{ub} Y / N / A (ja / nee / automatisch) @{b}SERMODE=@{ub} 8N1 / 7E1 / 7O1 @{b}MTU=@{ub} integer @{b}IPTYPE=@{ub} D / S (dynamisch of statisch) @{b}IP=@{ub} 1.2.3.4 @{b}CD= (i)@{ub} Y / N (Gebruik CD) @{b}BOOTP=@{ub} Y / N (Gebruik BootP) @{b}INACTIVITY=@{ub} N / I / P (inactiviteit type: geen, ICMP, PPP) @{b}INACTIVITYDELAY=@{ub} minuten @{b}PAPNAME= (i)@{ub} gebruikersnaam @{b}PAPPWD= (i)@{ub} wachtwoord @{b}PAPSAME=@{ub} Y / N @{b}CALLBACKTYPE= (r)@{ub} NONE / CBCPFIXED / CBCPVARIABLE @{b}CALLBACKPHONE= (i) (r)@{ub} telefoon_nummer @{b}CALLBACKMINDELAY= (r)@{ub} integer @{b}CALLBACKMAXDELAY= (r)@{ub} integer @{b}ACCM=@{ub} 000a0000 @{b}VJC=@{ub} Y / N @{b}QUICKRECONNECT=@{ub} Y / N @{b}TERMREQ=@{ub} Y / N @{b}DIALNAME= (i)@{ub} inlog id @{b}DIALPWD= (i)@{ub} wachtwoord @{b}INITSTRING= (i)@{ub} modem_initializeer_regel @{b}DIALPREFIX= (i)@{ub} bel_voorvoegsel @{b}DIALSUFFIX= (i)@{ub} bel_achtervoegsel @{b}DIALSCRIPT= (m)@{ub} bel_script @{b}DIALNUMBERS= (i)(m)@{ub} telefoon_nummers @{b}DIALMAXREPEAT=@{ub} maxherhaling @{b}DIALREPEATDELAY=@{ub} herhaalpauze @{b}DIALREDIALDELAY=@{ub} herbelpauze @{b}HOSTDYNAMIC=@{ub} Y / N (hostnaam dynamisch: ja / nee) @{b}HOSTNAME= (i)@{ub} hostnaam @{b}REALNAME= (i)@{ub} echte_naam @{b}USERNAME= (i)@{ub} gebruikers_naam @{b}DOICMP=@{ub} Y / N @{b}FAKEIP=@{ub} Y / N @{b}TTCP= (r)@{ub} Y / N @{b}DBHOSTS= (m)@{ub} host_databank @{b}DBNETWORKS= (m)@{ub} netwerk_databank @{b}DBDOMAINS= (m)@{ub} domein_databank @{b}DBDNSSERVERS= (m)@{ub} dns_servers_databank @EndNode @Node "NODE_EXCONFIG_PASSWORDS" "Miami.guide/NODE_EXCONFIG_PASSWORDS" @Next "NODE_EXCONFIG_CLIENTS" @Prev "NODE_EXCONFIG_DIST" @Toc "NODE_EXCONFIG" Wachtwoorden uitwisselen ======================== Met Miami kunt u alle bestanden van de Unix/AmiTCP @{b}db@{ub} laden im- en exporteren, met één uitzondering: het @{b}passwd@{ub} bestand kan geïmporteerd worden, maar de wachtwoorden worden gewist tijdens het proces, en moeten dus handmatig opnieuw worden ingevoerd in Miami. De reden voor dit is: AmiTCP gebruikt (in ieder geval tot en met versie 4.3) het DES algoritme voor wachtwoordencryptie. DES is een cryptografisch sterk encryptie-algoritme dat onderhevig is aan exportrestricties van de VS. Een programma dat DES implementeerd mag niet uit de VS worden geëxporteerd zonder individuele toestemming, en de regering van de VS behandelt momenteel zulke toestemmingen niet. Het resultaat is dat elke vorm van export van AmiTCP vanuit de VS illegaal is. Dit is inclusief het downloaden van het AmiTCP archief van een FTP server in de VS naar een computer buiten de VS. Om deze reden mag AmiTCP niet naar alle Aminet sites ge-upload worden, wat de beschikbaarheid van AmiTCP erg beperkt. Voor Miami zouden de dingen er nog slechter uitzien: Omdat ik Miami binnen de VS ontwikkel (niet in Finland zoals NSDi) zou ik niet worden toegestaan om Miami naar iemand buiten de VS, @{i}wie dan ook@{ui}, te sturen, onafhankelijk van de manier waarop ik het distribueer. Daarom heb ik besloten een ander encryptie-algoritme te gebruiken, dat niet onderhevig is aan exportbeperkingen van de VS. Miami gebruikt een van MD5 afgeleide versie voor wachtwoord-encryptie. Dit algoritme is cryptografisch sterk, d.w.z. het is niet bekend hoe te kraken met uitzondering van uitputtend zoeken, net zoals DES. Echter, omdat MD5, in tegenstelling tot DES, een een-richting algoritme is, kan het niet ontcijferd worden en is daarom niet onderhevig aan exportbeperkingen van de VS. Dit betekent dat het volledig legaal is om Miami te im- en exporteren naar en vanuit de VS, om Miami te uploaden naar Aminet sites en andere FTP sites, en om Miami in de VS en andere landen te gebruiken (tenzij enige landen het gebruik van MD5 verbieden). Mijn excuses voor de problemen die dit kunnen veroorzaken voor de gebruikers die meerdere en/of grote wachtwoordbestanden moeten onderhouden, maar ik zie geen andere manier om deze situatie te hanteren. @EndNode @Node "NODE_EXCONFIG_CLIENTS" "Miami.guide/NODE_EXCONFIG_CLIENTS" @Prev "NODE_EXCONFIG_PASSWORDS" @Toc "NODE_EXCONFIG" Client-specifieke instellingen ============================== Sommige TCP/IP clients zoals AmiTalk benodigen veranderingen aan de instellingendatabank die de meeste protocolstapels bewaren in de "db" lade. Gewoonlijk moeten items toegevoegd worden aan het "services" of "inetd.conf" bestand. Met Miami kunt u the toepasselijke veranderingen maken direct via het grafische gebruikersinterface, d.m.v. het selecteren van de "Databank" pagina, de correcte sectie (bijv. "services") en het toevoegen van de items die u nodig heeft. In sommige situaties kan het handiger zijn om dit proces te automatizeren, bijv. door het Installer script van een TCP/IP client de benodigde veranderen zelf te laten maken, zonder de gebruiker lastig te vallen. Met Miami werkt dit als volgt: @{b}*@{ub} Eerst moet u een regel toevoegen aan het bestand "ENVARC:MiamiChangeDB" die er als bijv. volgt uitziet: ADD services ntalk 518/udp of ADD inetd ntalk dgram udp wait root Servers:talkd (talkd) Telkens wanneer Miami gestart wordt leest het automatisch de inhoud van dit bestand (als het bestaat), brengt de instellingen up-to-date, en bewaart het resultaat. @{b}*@{ub} Als Miami loopt terwijl de cliënt geïnstalleerd wordt en u wilt Miami dat zijn instellingen onmiddelijk up-to-date maakt dan moet u het "CHANGEDB" ARexx commando naar Miami sturen na het aanpassen van bovenstaand bestand. U kunt op deze manier aan elk van Miami's databanken items toevoegen. Echter, voor veiligheidsredenen worden alleen de tabellen die gebruikelijk gebruikt worden door clients (`inetd' en `services') direct veranderd door Miami. Indien applicaties proberen een andere tabel te veranderen (bijv. de gevoelige `gebruikers' tabel, dan vertoont Miami een verzoekvenster om de gebruiker om een bevestiging te vragen, na het ontvangen van het "CHANGEDB" commando. Samenvattend: In uw Installer scripts moet u de volgende statements hebben staan om Miami automatisch voor uw client to configureren: echo >>ENVARC:MiamiChangeDB "ADD services ntalk 518/udp" rx "address MIAMI.1;CHANGEDB" Als Miami loopt, brengt het de instellingen onmiddelijk up-to-date. Anders pakt Miami de veranderingen op wanneer het de volgende keer wordt gestart. @EndNode @Node "NODE_UTILITY" "Miami.guide/NODE_UTILITY" @Next "NODE_COMPATIBILITY" @Prev "NODE_EXCONFIG" @Toc "Main" Toepassingsprogramma's ********************** @{" MiamiArp " Link "NODE_UTILITY_ARP"} MiamiArp @{" MiamiFinger " Link "NODE_UTILITY_FINGER"} MiamiFinger @{" MiamiIfConfig " Link "NODE_UTILITY_IFCONFIG"} MiamiIfConfig @{" MiamiMapMBone " Link "NODE_UTILITY_MAPMBONE"} MiamiMapMBone @{" MiamiMRInfo " Link "NODE_UTILITY_MRINFO"} MiamiMRInfo @{" MiamiMRouteD " Link "NODE_UTILITY_MROUTED"} MiamiMRouteD @{" MiamiMTrace " Link "NODE_UTILITY_MTRACE"} MiamiMTrace @{" MiamiNetStat " Link "NODE_UTILITY_NETSTAT"} MiamiNetStat @{" MiamiPing " Link "NODE_UTILITY_PING"} MiamiPing @{" MiamiRemind " Link "NODE_UTILITY_REMIND"} MiamiRemind @{" MiamiResolve " Link "NODE_UTILITY_RESOLVE"} MiamiResolve @{" MiamiRoute " Link "NODE_UTILITY_ROUTE"} MiamiRoute @{" MiamiSysCtl " Link "NODE_UTILITY_SYSCTL"} MiamiSysCtl @{" MiamiTCPDump " Link "NODE_UTILITY_TCPDUMP"} MiamiTCPDump @{" MiamiTraceRoute " Link "NODE_UTILITY_TRACEROUTE"} MiamiTraceRoute @EndNode @Node "NODE_UTILITY_ARP" "Miami.guide/NODE_UTILITY_ARP" @Next "NODE_UTILITY_FINGER" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiArp ======== Adresherleidingweergave en -controle Gebruik: @{b}MiamiArp hostnaam@{ub} Toon huidige Arp entry voor Display current Arp entry for @{b}MiamiArp [-n] -a@{ub} Toon alle huidige Arp entries. Als "-n" gespecificeerd is dan worden alle entries numeriek vertoont i.p.v. symbolisch. @{b}MiamiArp -d hostnaam@{ub} Verwijder Arp entry voor @{b}MiamiArp -s hostnaam hw_addr [temp] [pub]@{ub} Creëer een Arp entry voor met het hardware-adres . De entry is permanent tenzij het woord "temp" ingegeven wordt. Als het woord "pub" gegeven is, dan zal dit systeem zich gedragen als een Arp server voor de gespecificeerde host. @{b}MiamiArp -f bestandsnaam@{ub} Lees en voer de commando's uit in het bestand . @EndNode @Node "NODE_UTILITY_FINGER" "Miami.guide/NODE_UTILITY_FINGER" @Next "NODE_UTILITY_IFCONFIG" @Prev "NODE_UTILITY_ARP" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiFinger =========== MiamiFinger vertoont informatie over de systeemgebruikers. Gebruik: MiamiFinger [-l] [gebruiker][@machinenaam] Options are: @{b}-l@{ub} Vertoon het lange uitvoerformaat (voor remote machines: zend de "/W" modificeerder naar de remote finger daemon). Als geen machinenaam gespecificeerd wordt, dan wordt "localhost" aangenomen. Als een gebruiker gespecificeerd is dan wordt informatie over deze gebruiker vertoont. Anders zal er standaard informatie van de fingerd waarnaar verbonden wordt worden vertoont. In veel gevallen is dit enige algemen systeeminformatie en/of een lijst met huidig ingelogde gebruikers. Deze implementatie van MiamiFinger ondersteunt T/TCP voor snellere finger opzoekingen. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_IFCONFIG" "Miami.guide/NODE_UTILITY_IFCONFIG" @Next "NODE_UTILITY_MAPMBONE" @Prev "NODE_UTILITY_FINGER" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiIfConfig ============= Configureer netwerkinterface parameters Opmerking: de meeste opties van MiamiIfConfig moeten @{i}niet@{ui} met Miami gebruikt worden op het moment, omdat Miami gewoonlijk alle waarden correct instelt. Speel er niet op los met dit programma. U moet echt weten waar u mee bezig bent voordat porbeert interface-opties te veranderen. Zowat de enige handige opties zijn "up" en "down" om het interface tijdelijk als onbeschikbaar te markeren. Merk op dat dit het modem @{i}niet@{ui} doet ophangen. Anders dan dat moet u MiamiIfConfig waarschijnlijk alleen gebruiken voor het @{i}bekijken@{ui} van interface-instellingen, niet om ze te veranderen. Gebruik: MiamiIfConfig interface [alias | -alias] [af [adres [dest_addr]] [up] [down] [netmask mask]] [metric n] [arp | -arp] [broadcast address] [link0 | -link0] [link1 | -link1] [link2 | -link2] @{b}interface@{ub} Momenteel slechts "lo0" of "mi0" @{b}alias/-alias@{ub} Beschouw het gespecificeerde adres als een alias voor het bestaande adres, dus overschrijf het bestaande adres niet. @{b}af@{ub} Adresfamilie: alleen "inet" wordt op dit moment ondersteunt. @{b}adres@{ub} Een adres op protocolniveau. Voor de adresfamilie "inet" is dit een IP adres in puntnotatie (bijv. 123.45.67.89). @{b}best_adr@{ub} Het bestemmingsadres op protocol-niveau. Dit wordt alleen gebruikt voor point-to-point apparaten. @{b}up/down@{ub} Markeer het interface als up of down. @{b}netmask@{ub} Verander het netmasker voor dit interface. @{b}metric@{ub} Verander de metriek (prioriteit) voor dit interface. Dit heeft geen effect voor een enkel-interface stack zoals Miami. @{b}arp/-arp@{ub} Schakel Arp voor dit interface aan of uit. Deze optie moet niet gebruikt worden met Miami. Gebruik in plaats daarvan het Miami GUI om het type adresherleiding te kiezen. @{b}broadcast@{ub} Zet het broadcast adres voor dit interface. @{b}linkx/-linkx@{ub} Zet of wis linkniveau vlaggen 0, 1 of 2. Deze vlaggen worden momenteel niet gebruikt door Miami. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_MAPMBONE" "Miami.guide/NODE_UTILITY_MAPMBONE" @Next "NODE_UTILITY_MRINFO" @Prev "NODE_UTILITY_IFCONFIG" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiMapMBone ============= Multicastverbinding omhulsing Gebruik: MiamiMapMBone [-d debug_niveau] [-f] [-g] [-r aantal_herpogingen] [-t max_timeout] [begin_router] MiamiMapMBone probeert om alle multicast routers weer te geven die bereikbaar zijn vanuit de gespecificeerde multicast begin_router. Als er geen gespecificeerd is op de commando-regel, dan is de standaard begin_router de lokale host. De opties hebben de volgende betekenis: @{b}-d debug_niveau@{ub} Zet het debug niveau. Wanneer het debug niveau groter is dan de standaardwaarde 0, dan worden additionele debug berichten gedrukt. @{b}-f@{ub} Zet vloedoptie. Vloeden laat het recursief zoeken naar aangrenzende multicast routers toe en staat standaard aan wanneer begin_router niet gebruikt wordt. @{b} @{ub} Zet grafen in GraphEd formaat. @{b}-n@{ub} Schakelt het DNS zoeken voor de multicast routernamen uit. @{b}-r aantal_herpogingen@{ub} Zet de limiet voor het aantal herpogingen voor ondervragen van buren. Normaal is 1 herpoging. @{b}-t max_timeout@{ub} Zet het maximaal aantal seconden te wachten voordat buren moeten reageren op een ondervraging. Standaard timeout is 2 seconden. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_MRINFO" "Miami.guide/NODE_UTILITY_MRINFO" @Next "NODE_UTILITY_MROUTED" @Prev "NODE_UTILITY_MAPMBONE" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiMRInfo =========== Geeft de configuratie-informatie van een multicats router weer. Gebruik: MiamiMRInfo [-d debug_niveau] [-r aantal_herpogingen] [-t max_timeout] [multicast_router] MiamiMRInfo probeert de configuratie-informatie weer te geven van de gespecificeerde multicast router. Als geen router gespecificeerd is dan wordt de lokale host gebruikt. De opties hebben de volgende betekenis: @{b}-d debug_niveau@{ub} Zet het debug niveau. Wanneer het debug niveau groter is dan de standaardwaarde 0, dan worden additionele debug berichten gedrukt. @{b}-r aantal_herpogingen@{ub} Zet de limiet voor het aantal herpogingen voor ondervragen van buren. Normaal is 2 herpoging. @{b}-t max_timeout@{ub} Zet het maximaal aantal seconden te wachten voordat buren moeten reageren op een ondervraging. Standaard timeout is 4 seconden. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_MROUTED" "Miami.guide/NODE_UTILITY_MROUTED" @Next "NODE_UTILITY_MTRACE" @Prev "NODE_UTILITY_MRINFO" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiMRouteD ============ IP Multicast Routing Daemon Gebruik: MiamiMRouteD [-p] [-c config_bestand] [-d debug_niveau] MiamiMRouteD is een programma dat u op de achtergrond kunt laten lopen ("run MiamiMRouteD") om multicast feeds te ontvangen of door te sturen. Lees de meer gedetaileerde uitleg hieronder. De opties hebben de volgende betekenis: @{b}-p@{ub} Start MiamiMRouteD in niet-pruning modus. Deze optie moet alleen gebruikt worden voor testen. @{b}-f config_bestand@{ub} Specificeer het te gebruiken configuratiebestand. Het standaard configuratiebestand is "Miami:MiamiMRouteD.config". @{b}-d debug_niveau@{ub} Zet het debug niveau. Wanneer het debug niveau groter is dan de standaardwaarde 0, dan worden additionele debug berichten gedrukt. MiamiMRouteD is een zeer complex en krachtig programma dat u toestaat om multicast feeds te ontvangen en door te sturen. Het wordt geconfigureerd door een apart configuratiebestand waarvan het formaat hieronder gedeeltelijk beschreven wordt. Omdat Miami echter slechts één enkel interface ondersteunt kunnen alleen nieuwe mogelijkheden van MiamiMRouteD redelijkerwijs gebruikt worden met Miami, en waarschijnlijk hebben slechts weinig gebruikers het überhaupt nodig. De twee meest gebruikelijke configuraties zijn: @{b}*@{ub} U ontvangt een multicats feed direct van een broadcast- of multicast-capable interface zoals Ethetnet of Arcnet. Gebruik in dit geval MiamiMRouteD @{i}NIET@{ui}. Zet hiervoor in de plaats multicasting in Miami @{i}aan@{ui}, op de "Interface" pagina. @{b}*@{ub} U ontvangt uw multicast feed door een IP tunnel, mogelijk via PPP van uw aanbieder. Zet in dit geval multicasting in Miami @{i}uit@{ui} voor uw PPP/SLIP interface, configureer MiamiMRouteD voor een tunnel naar uw aanbieder (zie onder), en start MiamiMRouteD na het starten van Miami. Het configuratiebestand voor MiamiMRouteD is een standaard ASCII tekstbestand. Elke regel kan één commando bevatten. Het enige commando dat momenteel van belang is, is het "tunnel" commando, welke u het mogelijk maakt om een IP tunnel te configureren om waarnaar/van u multicasts kunt sturen/ontvangen. Het belangrijke gedeelte van de syntax is: tunnel Voor kunt u een IP adres of een interface naam (voor Miami altijd "mi0") specificeren. is het IP adres van de host aan de andere zijde van de multicast tunnel, bijv. tunnel mi0 1.2.3.4 maakt een multicast tunnel naar host 1.2.3.4 aan. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_MTRACE" "Miami.guide/NODE_UTILITY_MTRACE" @Next "NODE_UTILITY_NETSTAT" @Prev "NODE_UTILITY_MROUTED" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiMTrace =========== Druk het multicastpad van een bron naar een ontvanger af. Gebruik: MiamiMTrace [-g gateway] [-i if_adr] [-l] [-M] [-m max_hops] [-n] [-p] [-q ondervr] [-r resp_dest] [-s] [-S stat_int] [-t ttl] [-v] [-w wachttijd] bron [ontvanger] [groep] MiamiMTrace is een toepassingsprogramma dat erg lijkt op MiamiTraceRoute, maar voor multicastadressen i.p.v. unicastadressen. Lees @{"MiamiTraceRoute" Link "NODE_UTILITY_TRACEROUTE"} voor meer informatie over TraceRoute. "groep" specificeert het te gebruiken multicastadres. "bron" en "ontvanger" zijn unicastadressen die het start- en eindpunt in het te volgen multicastpad. Als "groep" niet aangegeven is, dan wordt 224.2.0.1 gebruikt. Als "ontvanger" niet aangegeven is, dan wordt uitgegaan van de localhost. De opties hebben de volgende betekenis: @{b}-g gateway@{ub} Zend de spoorondervraging via unicast direct naar de gespecificeerde multicastrouter i.p.v. de onvervraging te multicasten. Dit moet de laatste-hop router zijn op het bedoelde pad van bron naar ontvanger. @{b}-i if_adr@{ub} Gebruik het gespecificeerde adres als het lokale interface adres (op een multi-homed host) voor het verzenden van de spoorondervraging en als standaard voor de ontvanger en de antwoordbestemming. @{b}-l@{ub} Blijf in een oneindige lus elke 10 seconden de packetrate en verliesstatistieken afdrukken voor het multicastpad (zie ook `-S stat_int'). @{b}-M@{ub} Stuur het antwoord altijd als multicast i.p.v. het eerst als unicast te proberen. @{b}-m max_hops@{ub} Stel het maximaal aantal hops in die nagespoord worden van de ontvanger terug naar de bron. De standaard is 32 hops (oneindig voor het DVMRP routingprotocol). @{b}-n@{ub} Druk hopadressen numeriek af i.p.v. symbolisch èn numeriek (bespaart een naamserver adres-naar-naam opzoeking voor elke op het pad aangetroffen router). @{b}-q ondervr@{ub} Stel het maximaal aantal ondervraagpogingen in voor elke hop. De standaard is 3. @{b}-p@{ub} Luister passief naar multicastantwoorden van opsporingen gestart door anderen. Dit werkt het beste wanneer gestart op een multicast router. @{b}-r resp_host@{ub} Zend het opspoorantwoord naar de gespecificeerde host i.p.v. naar de host waarop MiamiMTrace loopt, of naar een multicastadres anders dan diegene geregistreerd voor dit doel (224.0.1.32). @{b}-s@{ub} Druk een kleinformaat uitgave af die alleen het multicastpad bevat en geen packetrate en verliesstatistieken. @{b}-S stat_int@{ub} Verander het interval tussen statistieken-verzamelende opsporingen in het aangegeven aantal seconden (standaard 10 seconden). @{b}-t ttl@{ub} Zet de ttl (time-to-live, of aantal hops) voor multicast opspoor-verzoeken en antwoorden. De standaard is 64, behalve voor lokale ondervragingen naar de "all routers" multicastgroep welke een ttl van 1 gebruikt. @{b}-v@{ub} Verbale modus; vertoon hoptijden op de initiële spoor- en statistieken- weergave. @{b}-w wachttijd@{ub} Stel de wachttijd in om op een opspoorverzoek te wachten, naar het aantal opgegeven seconden. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_NETSTAT" "Miami.guide/NODE_UTILITY_NETSTAT" @Next "NODE_UTILITY_PING" @Prev "NODE_UTILITY_MTRACE" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiNetStat ============ MiamiNetStat is een hulpmiddel om configuratie-parameters en statistieken te vertonen. Het is bijna identiek in functionaliteit aan de versie van "netstat" dat is inbegrepen met 4.4BSD, maar heeft enige additionele functies om linkniveau statistieken weer te geven. @{b}*@{ub} MiamiNetStat [-AaDnN] [-f adres_familie] @{b}*@{ub} MiamiNetStat [-dimnNrs] [-f adres_familie] @{b}*@{ub} MiamiNetStat [-dnN] [-] [-I interface] @{b}*@{ub} MiamiNetStat [-s] [-] [-L interface] @{b}*@{ub} MiamiNetStat [-s] [-g] @{b}*@{ub} MiamiNetStat [-p protocol] Het MiamiNetStat commando geeft de inhoud van verschillende netwerk- gerelateerde datastructuren symbolisch weer. Er zijn een aantal uitvoerformaten, afhankelijk van de opties voor de gepresenteerde informatie. De eerste vorm van het commando geeft een lijst met actieve sockets weer voor elk protocol. De tweede vorm representeert de inhoud van een van de andere netwerk-datastructuren overeenstemmend met de geselecteerde optie. Bij gebruik van de derde vorm zal MiamiNetStat informatie over pakketverkeer over het gespecificeerde netwerkinterface weergeven. De vierde vorm vertoont linkniveau configuratie-informatie of (met de "-s" vlag) linkniveau statistieken voor het gespecificeerde netwerkinterface. De vijfde vorm geeft informatie weer over virtuele interfaces (voor multicasting) en multicast routerinformatie. De zesde vorm geeft statistieken weer over het genoemde protocol. De opties hebben de volgende betekenis: @{b}-A@{ub} Met de standaardweergave, vertoon het adres van alle protocol controle-blokken geassociëerd met sockets; gebruikt voor debugging. @{b}-a@{ub} Met de standaardweergave, vertoon de status van alle sockets; normaal gesproken worden socket gebruikt door server processes niet vertoont. @{b}-d@{ub} Met een interfaceweergave (optie i of I), vertoon het aantal verloren pakketten. @{b}-D@{ub} Met de standaardweergave, vertoon het totaal aantal doorgevoerde bytes voor elke actieve TCP verbinding. @{b}-f adress_familie@{ub} Limiteer statistieken of adres controle-blok reportages tot die van de gespecificeerde adresfamilie. Alleen de adresfamilie "inet" wordt momenteel herkent. @{b}-g@{ub} Geeft de virtuele interface tabel en de multicast routing tabel weer. Samen met de optie `-s' zal deze optie multicast routingstatistieken weergeven. Beide opties hebben slechts betekenis indien MiamiMRouteD loopt. @{b}-I interface@{ub} Vertoon informatie over het gespecificeerd interface. @{b}-i@{ub} Vertoon de status van interfaces die geconfigureerd zijn. @{b}-m@{ub} Vertoon statistieken opgenomen door de geheugenmanagement routines (het netwerk managed een privé-reservoir van geheugenbuffers). @{b}-n@{ub} Vertoon netwerkadressen als nummers (normaal interepreteert MiamiNetStat adressen en probeert ze symbolisch weer te geven). Deze optie mag gebruikt worden met elk van de weergaveformaten. @{b}-N@{ub} Geef een netwerkadres symbolisch weer slechts wanneer de symbolische naam beschikbaar is zonder een voorafgaande DNS opzoeking. Geef het netwerk in andere gevallen als een nummer. Deze optie mag gebruikt worden met elk van de weergaveformaten. @{b}-p protocol@{ub} Geef statistieken weer over het gespecificeerde protocol, welke oftewel een goed bekende naam voor een protocol is, of een alias ervoor. Een lege response betekent typisch dat er geen interessante nummers te reporteren zijn. Het programma zal klagen als het protocol onbekend is of als er geen statistiekroutine voor aanwezig is. @{b}-r@{ub} Vertoon de routeringstabellen. Wanneer "-s" tevens present is, vertoon de routeringsstatistieken dan in plaats daarvan. @{b}-s@{ub} Vertoon per-protocol statistieken. Als deze optie herhaalt wordt, worden tellers met een waarde van nul onderdrukt worden. De standaardweergave, voor actieve sockets, laat de locale en remote adressen zien, zend- en ontvang-wachtrijgroottes (in bytes), protocol, en de interne status van het protocol. Adresformaten zijn in de vorm "host.port" of "network.port" als een socket z'n adres een netwerk specificeert maar geen specifiek hostadres. Indien bekend worden de host- en netwerkadressen symbolisch vertoont overeenkomstig met de "hosts" en "netwerk" datadanken. Als een symbolische naam voor een adres onbekend is, of wanneer de "-n" optie gespecificeerd wordt, zal het adres numeriek afgedrukt worden, overeenkomstig de adresfamilie. De interfaceweergave voorziet in een tabel met cumulatieve statistieken aangaande het aantal doorgevoerde pakketten, fouten, en botsingen. De netwerkadressen van het interface en de maximale verzend eenheid ("mtu") worden tevens vertoont. De routeringstabelweergave geeft het aantal beschikbare routes aan en hun status. Elke route bestaat uit een bestemming host of netwerk en een gateway te gebruiken bij doorgestuurde pakketten. Het vlaggenveld vertoont een collectie van informatie over de route bewaard als binaire keuzes. @{b}1@{ub} RTF_PROTO1 Protocol specifieke routeringsvlag #1 (momenteel ongebruikt). @{b}2@{ub} RTF_PROTO2 Protocol specifieke routeringsvlag #2 (momenteel ongebruikt). @{b}3@{ub} RTF_PROTO3 Protocol specifieke routeringsvlag #3 (betekent voor TCP: deze route is timed out). @{b}C@{ub} RTF_CLONING Genereer nieuwe routes bij gebruik. @{b}D@{ub} RTF_DYNAMIC Creëer dynamisch (door verwijzingen). @{b}G@{ub} RTF_GATEWAY Bestemming benodigt doorsturen door intermediair. @{b}H@{ub} RTF_HOST Host entry (net anders). @{b}L@{ub} RTF_LLINFO Geldig protocol voor linkadres vertaling. @{b}M@{ub} RTF_MODIFIED Dynamisch gemodificeerd (door verwijzingen). @{b}P@{ub} RTF_PRCLONING Clone routes voor gebruik door protocollen. @{b}R@{ub} RTF_REJECT Host of net onbereikbaar. @{b}S@{ub} RTF_STATIC Handmatig toegevoegd. @{b}U@{ub} RTF_UP Route onbruikbaar. @{b}W@{ub} RTF_WASCLONED Route was gecreëerd door het clonen van een andere route. @{b}X@{ub} RTF_XRESOLVE Externe daemon vertaalt proto naar linkadres. Directe routes worden gecreëerd voor elk interface verbonden met de locale host; het gateway veld voor zulke entries vertoont het adres van het uitgaande interface. Het refcnt veld geeft het huidig aantal actieve gebruikmakingen van de route. Verbindingsgeörienteerde protocollen houden normalerwijze een vaste route aan voor de duur van een verbinding terwijl verbindingsloze protocollen een route verkrijgen door het zenden naar dezelfde bestemming. Het use veld geeft een som van het aantal gezonden pakketten over die route. De interface-entry geeft de gebruikte netwerkinterface aan voor de route. Met de optie "-L" vertoont MiamiNetStat linkniveau configuratie- informatie, zoals de huidige status van de IPCP of LCP subprotocollen van PPP, voor het gespecificeerde interface. Met de optie-combinatie "-sL" vertoont MiamiNetStat linkniveau statistieken, inclusief informatie over verschillende typen pakketten, en checksum fouten, voor het gespecificeerde interface. Momenteel ondersteunt Miami twee interfaces: @{b}lo0@{ub} Het locale loopback interface @{b}mi0@{ub} Het PPP/(C)SLIP interface gebruikmakend van de interfacedriver ingebouwd in Miami, of de huidige SANA-II interface. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_PING" "Miami.guide/NODE_UTILITY_PING" @Next "NODE_UTILITY_REMIND" @Prev "NODE_UTILITY_NETSTAT" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiPing ========= Zendt pakketten naar netwerkhosts en luistert naar hun response. Gebruik: MiamiPing [-Rdfnqrv] [-c count] [-i wait] [-l preload] [-p patroon] [-s pakketgrootte] hostnaam Options: @{b}-c count@{ub} Stop na het zenden en ontvangen van pakketten. @{b}-d@{ub} Zet de SO_DEBUG optie van het gebruikte socket aan. @{b}-f@{ub} Vloedping. Verstuurt pakketten zo snel als ze terugkomen, óf honderd keer per seconde, welke van de twee het snelst is. Voor elke verzonden ping wordt een punt "." afgedrukt, terwijl voor elke ontvangen ping een backspace afgedrukt wordt. Dit geeft een snelle weergave van het aantal verloren pakketten. @{i}Opmerking: Het misbruiken van deze optie voor ontkennen-van-service aanvallen is illegaal.@{ui} @{b}-i wait@{ub} Wacht seconden tussen het verzenden van elk pakket. Standaard is om een seconde te wachten tussen elk pakket. Deze optie is incompatible met "-f". @{b}-l preload@{ub} Verzend pakketten zo snel mogelijk voor het terugvallen in de normale manier van gedragen. @{b}-n@{ub} Alleen numerieke uitvoer. @{b}-p patroon@{ub} U mag tot en met 16 "pad" bytes opvullen van het te verzenden pakket. Dit is handig voor het diagnostiseren van data-afhankelijk problemen in een netwerk. Bijvoorbeeld, `-p ff" zal veroorzaken dat de verzonden pakketten gevuld worden met allemaal enen. @{b}-q@{ub} Stille uitvoer. Er wordt niets weergeven behalve de samenvattende regels bij het starten en bij het eindigen. @{b}-R@{ub} Neem route op. Zet de RECORD_ROUTE optie in ping pakketten aan, en geeft het routebuffer weer van teruggezonden pakketten. Merk op dat de IP kop slechts groot genoug is voor negen van zulke routes. Veel hosts negeren of wissen deze optie. @{b}-r@{ub} Omzeil de normale routeringstabellen en zend direct naar een host op een aangesloten netwerk. Als de host niet op een direct-aangesloten netwerk zit, wordt een error teruggeven. Deze optie kan gebruikt worden om een locale host te pingen door een interface dat geen route door zich heeft lopen (d.w.z. nadat het interface verloren werd door routed). @{b}-s pakketgrootte@{ub} Specificeert het aantal te verzenden databytes. Standaar is 56, wat vertaalt naar 64 ICMP data bytes indien gecombineert met de 8 bytes van ICMP header data. @{b}-v@{ub} Verbale uitvoer. ICMP pakketten die ontvangen worden anders dan ping antwoordpakketten worden weergegeven. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_REMIND" "Miami.guide/NODE_UTILITY_REMIND" @Next "NODE_UTILITY_RESOLVE" @Prev "NODE_UTILITY_PING" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiRemind =========== Sommige gebruikers vinden de automatische waarschuwing en het verbreken van de verbinding na 30/60 minuten een handige eigenschap in de Miami demo versie, om zo telefoonkosten te besparen. MiamiRemind is een tool die dit soort functionaliteit introduceert voor geregistreerde Miami gebruikers, maar het biedt naast het simpelweg waarschuwen of verbreken van de verbinding nog enkele andere handige mogelijkheden: @{b}*@{ub} Het aantal waarschuwingen, plus het interval tussen opeenvolgende waarschuwingen kan vrij geconfigureerd worden. @{b}*@{ub} Het is mogelijk de verbinding te verbreken na een bepaalde tijd, slechts een eindig aantal waarschuwing te geven (zonder verbreken van de verbinding) of om op regelmatige intervallen waarschuwingen te geven. @{b}*@{ub} Naast de vaste intervallen is het mogelijk om na een bepaalde tijd van *inactiviteit* op de verbinding waarschuwingen weer te geven. Beide soorten waarschuwingen (waarschuwingen na een vaste tijd en waarschuwingen na inactiviteit) kunnen tegelijkertijd aan worden gezet. @{b}*@{ub} Het gebruik van de inactiviteittimer samen met de "verbreek verbinding" optie biedt de functionaliteit van een "ophangen bij inactiviteit" optie, iets waar Miami gebruikers in het verleden om hebben gevraagd. De term "inactiviteit" is moeilijk te definiëren voor een TCP/IP verbinding. De standaard definitie gebruikt door MiamiRemind is "afwezigheid van TCP-verkeer". Met deze definitie heeft MiamiRemind een extreem kleine hoeveelheid geheugen en processortijd nodig. Voor gebruikers die verfijndere definities van "inactiviteit" nodig hebben, biedt MiamiRemind een expressie-parser en -compiler identiek aan die in MiamiTCPDump, u kunt bijv. expressies gebruiken zoals "(tcp[13] & 3 != 0) or udp" Bovengaande expressie zou alle TCP SYN pakketten, alle TCP FIN pakketten, en alle UDP pakketten als "activiteit" opvatten. Alle andere pakketten worden niet beschouwd. De expressie-parser/compiler benodigt miamibpf.library en miamipcap.library, en introduceert een ietwat hoger geheugen- en processorgebruik dan de ingecodeerde "TCP-verkeer" definitie. Gebruik: MiamiRemind [-f vaste_timer_spec] [-i inactiviteit_timer_spec] [-p pcap_spec] Optie "-f" definieert de parameters voor de vaste timer, d.w.z. de timer die start wanneer MiamiRemind gestart wordt, zonder activiteit op de verbinding te beschouwen. De standaard is om de vaste timer uit te zetten. Optie "-i" definieert de parameters voor de inactiviteittimer. Deze timer wordt naar nul teruggezet telkens wanneer een pakket verzonden of ontvangen wordt dat wordt beschouwd als "activiteit" op de verbinding. De standaard is om de inactiviteittimer uit te zetten. Optie "-p" definieert de inactiviteitexpressie, in MiamiPCap formaat (zie het voorbeeld boven). De expressie moet omvat zijn in dubbele aanhalingstekens ("). Als deze parameter gespecificeerd is dan gebruikt MiamiRemind miamipcap.library en miamibpf.library om de expressie te parsen, compileren en evalueren. Anders wordt de ingecodeerde expressie "TCP-verkeer" gebruikt en zijn beide libraries niet nodig. "timer_spec" (voor de optie "-f" en "-i" is een regel die bestaat uit getallen die tijdintervallen representeren (gemeten in minuten), gescheiden door komma's. (","). Elk tijdinterval in de regel representeert de tijd tussen opeenvolgende gebeurtenissen. "gebeurtenissen" refereert gewoonlijk aan een waarschuwingsvenster. Het is echter ook mogelijk om de letter "D" aan getallen voor te laten gaan, om aan te geven dat MiamiRemind de verbinding moet verbreken bij de volgende gebeurtenis, of met de letter "L", om aan te geven dat MiamiRemind moet gaan lussen, d.w.z. het volgende tijdinterval repeterend moet gaan gebruiken, om een aantal evenementen te definiëren. Voorbeelden: @{b}MiamiRemind -f 30,D30@{ub} Dit is identiek in gedrag aan de demo-versie van Miami, d.w.z. het geeft een waarschuwing na 30 minuten en verbreekt de verbinding na og eens dertig minuten. @{b}MiamiRemind -f 30,20,L10@{ub} Geef aan waarschuwing na 30 minuten, dan opnieuw na 20 minuten, en van dan af aan na elke 10 minuten (lus). Verbreek nooit de verbinding. @{b}MiamiRemind -f 60,60 -i L10@{ub} Vertoon een waarschuwing na 60 minuten en nog een na weer 60 minuten. Zet hierna de vaste timer uit. Vertoon ook een waarschuwing telkens wanneer er meervouden van 10 minuten geen activiteit (geen TCP-verkeer) op de verbinding is waargenomen. @{b}MiamiRemind -i D30@{ub} Verbreek de verbinding na 30 minuten van inactiviteit (geen TCP-verkeer). @{b}MiamiRemind -i D20 -p "tcp or udp"@{ub} Verbreek de verbinding na 20 minuten van inactiviteit. "Inactiviteit" refereert aan TCP of UDP verkeer. MiamiRemind stopt automatisch wanneer het interface offline gaat (door wat voor oorzaak dan ook), wanneer Miami probeert te eindigen, wanneer het programma een Ctrl-C signaal ontvangt, of wanneer beide timers uitgezet zijn. De gemakkelijkste manier om MiamiRemind te gebruiken is om het direct vanuit Miami te starten telkens wanneer Miami online gaat, bijv. als "run >nil: Miami:MiamiRemind [opties] in een Shell script opgestart vanuit Miami (geconfigureerd in Gebeurtenissen->Online). @EndNode @Node "NODE_UTILITY_RESOLVE" "Miami.guide/NODE_UTILITY_RESOLVE" @Next "NODE_UTILITY_ROUTE" @Prev "NODE_UTILITY_REMIND" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiResolve ============ Herleid een hostnaam naar een IP adres of een IP adres naar een hostnaam. Gebruik: @{b}MiamiResolve ip_address@{ub} Herleid het ip adres, en geef de geassocieerde hostnaam en alle ip adressen weer. @{b}MiamiResolve host_name@{ub} Herleid de hostnaam, en geef de geassocieerde hostnaam en alle ip adressen weer. @{b}MiamiResolve -s poortnummer@{ub} Herleid het poortnummer, en geef alle geassociëerde servicenamen en het poortnummer weer. @{b}MiamiResolve -s servicenaam@{ub} Herleid de servicenaam, en geef alle geassociëerde servicenamen en het poortnumer weer. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_ROUTE" "Miami.guide/NODE_UTILITY_ROUTE" @Next "NODE_UTILITY_SYSCTL" @Prev "NODE_UTILITY_RESOLVE" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiRoute ========== Manipuleer handmatige de routeringstabellen. Gebruik: MiamiRoute [-nqv] command modifiers args Opties: @{b}-n@{ub} Omzeil pogingen om de host- en netwerknamen symbolisch weer te geven bij het reporteren van acties. (Het proces van vertalen tussen symbolische namen en numerieke equivalenten kan erg tijdrovend zijn, en namen kunnen correcte operatie van het netwerk verlangen; dus het het kan raadzaam zijn om hier afstand van te doen, zeker in het geval van pogingen tot het doen van netwerkreparatie-operaties). @{b}-q@{ub} Onderdruk alle uitvoer. @{b}-v@{ub} (verbaal) Afdrukken van additionele details. Commando's: @{b}add@{ub} Voeg een route toe. @{b}flush@{ub} Verwijder alle routes. Ben @{i}zeer@{ui} voorzichtig bij het gebruik van dit commando. Het verwijdert tevens enkele van Miami's standaard routes. Tenzij u dit achteraf handmatig repareert moet u Miami herstarten om normale operatie te hervatten. @{b}delete@{ub} Verwijder een specifieke route. @{b}change@{ub} Verander aspecten van een route (zoals z'n gateway). @{b}get@{ub} Zoek de route voor een bestemming op en geef deze weer. @{b}monitor@{ub} Reporteer aanhoudelijk elke verandering aan de routeringsdatabank, routering opzoekmissers, of vermoedelijke netwerkopsplitsingen. Merk op: zonder een implementatie van "routed" is dit commando niet erg bruikbaar, Het MiamiRoute commando is gewoonlijk niet nodig met een enkel-interface protocolstack zoals Miami, en zeer complex en moeilijk te gebruiken. Voor een complete uiteenzetting zie de BSD documentatie voor het "route" commando. Zowat de enige bruikbare applicatie van het "MiamiRoute" commando op het moment is om routes naar hosts te @{i}bekijken@{ui}, d.w.z. om achter heen-en-terug reistijden of pad-MTU-waarden te komen. Om dit te doen gebruik de syntax: MiamiRoute get hostname Om de gehele routeringstabel te bekijken, gebruik het commando "MiamiNetStat -r", niet MiamiRoute. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_SYSCTL" "Miami.guide/NODE_UTILITY_SYSCTL" @Next "NODE_UTILITY_TCPDUMP" @Prev "NODE_UTILITY_ROUTE" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiSysCtl =========== MiamiSysCtl laat u sommige van Miami's interne variabelen bekijken en veranderen. Gebruik: @{b}MiamiSysCtl [-n] variable@{ub} Bekijk de waarde van een variabele. @{b}MiamiSysCtl [-n] -w variable=value@{ub} Verander de waarde van een variabele. @{b}MiamiSysCtl [-n] -a@{ub} Toon een lijst met alle variabelen. @{b}MiamiSysCtl [-n] -A@{ub} Toon een lijst met alle variabelen, plus additionele informatie voor domeinen die niet toegankelijk zijn door MiamiSysCtl. Opties: @{b}-n@{ub} Toon alleen numerieke uitvoer. Uitleg van alle variabelen: @{b}net.inet.ip.forwarding/redirect@{ub} Deze opties hebben geen betekenis bij een enkel-interface stack zoals Miami. @{b}net.inet.ip.ttl@{ub} Controleert de standaard ttl (tijd-te-leven) voor pakketten die Miami zend. Moet op de standaard van 64 staan. @{b}net.inet.ip.rtexpire/rtminexpire/rtmaxcache@{ub} Controleert de timing en grootte voor route cloning. U moet deze waarden niet veranderen. @{b}net.inet.op.sourceroute@{ub} Controleert het gedrag voor pakketten die een IP bronroute bevatten. Deze optie is alleen belangrijk voor routers. @{b}net.inet.op.pathmtudisc@{ub} Specificeert of Pad-MTU-Ontdekking aanstaat (0/1). De standaard is om het aan te zetten, maar wanneer u verbonden bent via oude, foutieve routers en problemen heeft met TCP-verkeer probeer dan deze optie uit te zetten. @{b}net.inet.icmp.maskrepl@{ub} Controleert of Miami het netmasker verzendt als antwoord op ICMP masker aanvragen. Als het netmasker correct geconfigureerd is en u zet deze optie aan, dan kan @{i}elke@{ui} machine op het locale netwerk die MiamiInitSANA2 of Miami draaien automatisch het correcte netmasker vinden van ICMP. @{b}net.inet.tcp.rfc1323@{ub} Zet RFC1323 TCP extenties aan. Deze extenties botsen met PPP/SLIP-VJC, dus ze mogen alleen aangezet worden voor bus interfaces, niet voor point-to-point interfaces. @{b}net.inet.tcp.rfc1644@{ub} Zet T/TCP aan. @{b}net.inet.tcp.mssdflt@{ub} Zet de standaard maximale segmentgrootte voor TCP. Normaal gesproken moet dit getal niet veranderd worden. Het wordt normaal niet gebruikt, omdat Miami Pad-MTU-Discovery gebruikt om de optimale MSS waarden te bepalen. @{b}net.inet.tcp.rttdflt@{ub} Deze optie controleert TCP's herverzending timing en moeten niet veranderd worden. @{b}net.inet.tcp.keepidle/keepintvl@{ub} Deze opties controleren TCP's houd-levend-klok en moeten niet veranderd worden. @{b}net.inet.tcp.sendspace/recvspace@{ub} Deze opties definieren de standaard TCP zend-/ontvangvenster grootte, en zouden normaal gesproken niet veranderen hoeven te worden. @{b}net.inet.tcp.bulkftp@{ub} Gereserveerd voor toekomstig gebruik. Momenteel niet functioneel. Niet aanraken. @{b}net.inet.tcp.initwin@{ub} Definieer het aantal pakketten in het initiele TCP venster voor nieuwe verbindingen. De standaard is 1, maar recentelijk onderzoek heeft aangetoond dat het in sommige gevallen voordeliger kan zijn om deze waarde op 2 of 3 te zetten voor betere prestaties. @{b}net.inet.tcp.fastlocal@{ub} Zet een nieuwe optimalisatie aan die de snelheid met localhost significant verbetert. @{b}net.inet.udp.checksum@{ub} Zet UDP checksums voor alle uitgaande pakketten. Deze optie zou altijd aan moeten staan. @{b}net.inet.udp.maxdgram/recvspace@{ub} Deze opties controleren UDP pakketten drempels en moeten niet veranderd worden. @{b}dns.cache.size@{ub} Controleert de grootte van Miami's ingebouwde DNS cache. @{b}dns.cache.flush@{ub} Het op 1 zetten van deze optie leegt Miami's ingebouwde DNS cache. @{b}inetd.retrytime/toomany/cntintvl/maxbuiltin@{ub} Deze opties controleren InetD's ingebouwde SYN vloedprotectie. Als u een zeer drukbezette web server heeft dan wilt u deze parameters wellicht aanpassen (in het bijzonder "tomany") zodat clients geen valse foutmeldingen krijgen als uw machine overbezet is. @{b}dns.cache.enabled@{ub} Zet Miami's ingebouwde DNS cache aan of uit. De standaard waarde is 2, d.w.z. alle hosts worden gecached. Als deze variable op 1 wordt gezet dan worden alleen hosts met een enkel IP adres gecached, dus interferentie met rondgaande IP adres verschuiving wordt vermeden. Als deze verariable op 0 wordt gezet dan wordt Miami's DNS cache volledig uitgeschakeld. U moet de cache alleen uitschakelen wanneer u een zeer snelle verbinding heeft met een lokale DNS server. @{b}dns.cache.split@{ub} Deze variable staat normaal op 0, aangevend dat Miami eenzelfde cache gebruikt voor voorwaartse en terugwaartse opzoekpogingen. als u deze waarde op 1 zet, gebruikt Miami gescheiden voorwaartse en terugwaartse DNS caches. Dit maakt diagnostische uitvoer (bijv. van MiamiNetStat) langzamer, maar garandeert `correct' terugvinden van alle IP adressen (met gebruik van PTR opzoekingen). @{b}inetd.retrytime@{ub} Definieert de pauze waarna InetD opnieuw met een socket probeert te binden wanneer het de eerste keer faalde daarin. @{b}inetd.toomany@{ub} Definieert het maximaal aantal verbindingen die InetD zal accepteren binnen een gegeven tijdinterval. @{b}inetd.cntintvl@{ub} Definieert het tijdtinterval corresponderend met inetd.toomany. @{b}inetd.maxbuiltin@{ub} Definieert het maximaal aantal van ingebouwde server opgestart door InetD. @{b}inetd.processpri@{ub} Definieert de procesprioriteit van servers gestart door InetD. De standaard is -5. U moet deze waarde verhogen als u processorintensieve achtergrondprocessen draait (bijv. de RC5 uitdaging client). Anders zullen uw servers nooit enige processortijd krijgen. @{b}inetd.diagbufsize@{ub} Definieert de grootte van socketbuffers voor diagnostische InetD services (chargen, echo etc.) Standaard is deze waarde 4096, d.w.z. kleiner dan typische UDP/TCP socketbuffers, om de invloed van negeren-van-service aanvallen te reduceren. @{b}inetd.diagtimeout@{ub} Timeout in seconden waarna verbindingen naar diagnostische InetD services afgebroken worden. @{b}socket.maxqlen@{ub} Deze optie definieert de lengte van de socket verbindingsrij voor een listen()-parameter van 5. De standaard is 7, maar als u verbonden bent met een zeer snel netwerk en voldoende geheugen heeft, dan kunt u deze waarden willen ophogen om de effecten van SYN vloedaanvallen te reduceren. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_TCPDUMP" "Miami.guide/NODE_UTILITY_TCPDUMP" @Next "NODE_UTILITY_TRACEROUTE" @Prev "NODE_UTILITY_SYSCTL" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiTCPDump ============ MiamiTCPDump maakt het u mogelijk om verkeer op een netwerk te dumpen nadat het gefilterd is. Gebruik: MiamiTCPDump [-adflnNOqStvx] [-c count] [-F file] [-i interface] [-r file] [-s snaplen] [-T type] [-w file] [expression] Opties: @{b}-A@{ub} Gebruikt in combinatie met `-x': drukt de pakketten in ASCII af naast een hexdump. @{b}-a@{ub} Probeer om netwerk en broadcast adressen naar namen te converteren. @{b}-c count@{ub} Stop na het ontvangen van pakketten. @{b}-d@{ub} Dump de gecompileerde pakket-overeenstemmingscode in een voor mensen leesbare naar de standaard uitvoer en stop. @{b}-dd@{ub} Dump de gecompileerde pakket-overeenstemmingscode als een programma fragment. @{b}-ddd@{ub} Dump de gecompileerde pakket-overeenstemmingscode als decimale getallen (voorafgegaan door een teller). @{b}-f@{ub} Druk "buitenlandse" internet adressen numeriek af in plaats van symbolisch. @{b}-F file@{ub} gebruik als invoer voor de filterexpressie. Een additionele expressie gegeven op de commando regel wordt genegeerd. @{b}-i interface@{ub} Luister naar (momenteel "lo0" of "mi0"). Indien ongespecificeerd, zal MiamiTCPDump de systeem interface lijst doorzoeken naar laagst genummerde, geconfigureerd alszijnde up, interface (exclusief loopback). De doorzoeking is verbroken door het kiezen van de eerste overeenkomst. Momenteel is het resultaat van deze opzoeking altijd "mi0". @{b}-l@{ub} Maak stdout regelgebufferd. Handig als u de data wilt zien tijdens het opvangen ervan. @{b}-n@{ub} Converteer geen adressen (d.w.z., hostadressen, poortnummers, etc.) naar namen. @{b}-N@{ub} Druk geen domein naam kwalificatie van hostnamen. Dit betekent, als u deze flag opgeeft dan zal MiamiTCPDump "nic" afdrukken i.p.v. "nic.ddn.mil". @{b}-O@{ub} Draai de pakket-overeenstemmingscode optimalisator niet. Dit is handig als u een fout vermoedt in de optimalisator. @{b}-p@{ub} Gebruik geen promiscuous modus. Als een MNI aansturing gebruikt wordt dan zet MiamiTCPDump standaard het interface in promiscuous mode zolang MiamiTCPDump draait. Het gebruik van deze optie zet die mogelijkheid uit, d.w.z. het laat het interface in zijn haar normale mode. @{b}-q@{ub} Snelle (stille?) uitvoer. Druk minder protocolinformatie af zodat de uitvoerregels korter zijn. @{b}-s snaplen@{ub} Pak databytes van elk pakket i.p.v. de standaardwaarde van 68. 68 bytes is adequaat voor IP, ICMP, TCP en UDP maar kan protocolinformatie afkappen van naamserver en NFS pakketten (zie beneden). Pakketten die afgekapt zijn vanwege een gelimiteerde afbreking worden in de uitvoer aangegeven met "[proto]", waar de naam is van het protocolniveau waar de afkapping heeft plaatsgevonden. Merk op dat het afbreken van grotere stukjes zowel de tijd om pakketten te behandelen doet toenemen en, effectief, de hoeveelheid pakketbuffering doet afnemen. Dit kan pakketten verloren doen gaan. U moet limiteren tot het kleinste getal dat de protocolinformatie vangt waarin u geïnteresseerd bent. @{b}-S@{ub} Druk absolute, i.p.v. relatieve, TCP sequentiegetallen. @{b}-T type@{ub} Forceer pakketten geselecteerd door geïnterpreteerd te worden door gespecificeerd . Momenteel bekende typen zijn: @{b}*@{ub} rpc (Remote Procedure Call) @{b}*@{ub} rtp (Real-Time Applications protocol) @{b}*@{ub} rtcp (Real-Time Applications control protocol), @{b}*@{ub} vat (Visual Audio Tool), @{b}*@{ub} wb (distributed White Board). @{b}-t@{ub} Druk niet op elke dumpregel een tijdstempel. @{b}-tt@{ub} Druk een ongeformateerde tijdstempel op elke dumpregel. @{b}-v@{ub} (Lichtelijk meer) verbale uitvoer. Bijvoorbeeld, de tijd te leven en servicetype in een IP pakket worden afgedrukt. @{b}-vv@{ub} Nog meer verbale uitvoer. Bijvoorbeeld, additionele velden worden afgedrukt van NFS antwoordpakketten. @{b}-w file@{ub} Schrijf de rauwe pakketten naar i.p.v. deze te ontleden en af te drukken. Ze kunnen later afgedrukt worden met de "-r" optie. De standaard uitvoer wordt gebruikt als "-" is. @{b}-x@{ub} Druk elk pakket (minus zijn linkniveau header) in hex. De kleinste van het gehele pakket of bytes worden afgedrukt. selecteer welke pakketten gedumpt zullen worden. Als geen gegeven is, zullen alle pakketten op het net gedumpt wordenm Anders worden alleen pakketten waarvoor `true' is worden gedumpt. De syntax voor is extreem begrijpelik en buiten de context van deze documentatie. Kijk voor een complete beschrijving van de syntax en van de details van het uitvoerformaat, naar de documentatie voor de vrij distribueerbare BSD versie van "tcpdump". Hier zijn enkele voorbeelden voor geldige expressies: @{b}"host sundown"@{ub} Om alle pakketten af te drukken die aankomen of vertrekken van "sundown". @{b}"host helios and ( hot or ace )"@{ub} Om alle verkeer tussen "helios" en oftewel "hot" oftewel "ace" af te drukken. @{b}"ip host ace and not helios"@{ub} Om alle IP pakketten tussen "ace" en elke host behalve "helios" af te drukken. @{b}"tcp[13] & 3 != 0"@{ub} Om de start- en eindpakketten (SYN and FIN) van elke TCP conversatie af te drukken. @{b}"icmp[0] != 8 and icmp[0]!= 0"@{ub} Om alle ICMP pakketten die geen echo verzoeken/antwoorden zijn (d.w.z., geen ping pakketten) af te drukken. @EndNode @Node "NODE_UTILITY_TRACEROUTE" "Miami.guide/NODE_UTILITY_TRACEROUTE" @Prev "NODE_UTILITY_TCPDUMP" @Toc "NODE_UTILITY" MiamiTraceRoute =============== Drukt de route af die pakketten nemen naar een networkhost. Gebruik: MiamiTraceRoute [-m max_ttl] [-n] [-p port] [-q nqueries] [-r] [-s src_addr] [-t tos] [-v] [-w waittime] host [packetsize] Opties: @{b}-m max_ttl@{ub} Zet de maximale tijd-te-leven (maximaal aantal hops) die gebruikt wordt in uitgaande probe pakketten. De standaard is 30 hops. @{b}-n@{ub} Druk hop adressen numeriek i.p.v. symbolisch af (dit spaart opzoeken van adres-naar-naam door de naamserver voor elke op het pad aangetroffen gateway). @{b}-p port@{ub} Zet de basis UDP poort die gebruikt wordt in probes (standaard is 33434). MiamiTraceRoute hoopt dat er niets aan het luisteren is op de UDP poort basis +nhops-1 bij de bestemmingshost (zodat een ICMP PORT_UNREACHABLE bericht teruggemeld wordt om de route opsporing te beëindigen). Als iets aan het luisteren is op een poort in het standaardbereik, dan kan deze optie gebruikt worden om een ongebruikt poortbereik te gebruiken. @{b}-q nqueries@{ub} Zet het aantal probes per "ttl" op (standaard is drie probes). @{b}-r@{ub} Negeer de normale routeringstabellen en zend direct naar een host op een aangesloten netwerk. Als de host zich niet op een direct aangesloten netwerk bevindt, wordt een fout teruggemeld. @{b}-s src_addr@{ub} Gebruik het volgende IP adres (wat moet worden opgegeven als een IP nummer, niet als hostnaam) als het bronadres in uitgaande probe-pakketten. Bij hosts met meer dan een IP adres, kan deze optie gebruikt worden om het bronadres iets anders te laten zijn dat het IP adres van de interface waarop het probe-pakket verzonden is. Als het IP adres niet een van deze machine z'n interface-adressen is, wordt een fout teruggemeld en wordt er niets verzonden. @{b}-t tos@{ub} Zet het type-service in probe-pakketten naar de volgende waarde (standaard nul). De waarde moet een decimale integer zijn in het bereik van 0 tot 255. Deze optie kan gebruikt worden om te zien of verschillende types services resulteren in verschillende paden. @{b}-v@{ub} Verbale uitvoer. Ontvangen ICMP pakketten behalve TIME_EXCEEDED en UNREACHABLE worden in een lijst getoond. @{b}-w@{ub} Zet de tijd (in seconden) die gewacht moet worden op een antwoord op een probe (standaard 3 sec.). @EndNode @Node "NODE_COMPATIBILITY" "Miami.guide/NODE_COMPATIBILITY" @Next "NODE_RESTRICTIONS" @Prev "NODE_UTILITY" @Toc "Main" Compatibiliteit *************** Tot nu toe heeft Miami gewerkt met alle AmiTCP clients en servers waarmee het getest is, met één uitzondering: De AmiTCP 4.x versie van "telnet" werkt normaalgesproken niet met Miami. Dit is omdat deze versie van "telnet" enige niet-gedocumenteerde mogelijkheden van "TCP:" gebruikt, die niet geëmuleerd kunnen worden door Miami. Er zijn drie oplossingen hiervoor: @{b}*@{ub} Upgrade naar Miami Deluxe. Het bevat "MiamiTelnet", een nieuwe telnet client vol met mogelijkheden. @{b}*@{ub} Gebruik een verschillende versie van telnet, bijv. "AmTelnet", een mooie MUI-gebaseerde grafische telnet client beschikbaar van www.vapor.com, de telnet versie beschikbaar van Aminet in comm/tcp, een terminalprogramma samen met telser.device, of "napsaterm" in telnet-modus. @{b}*@{ub} Installeer de versie van "inet-handler" die inbegrepen is bij de AmiTCP 4.0demo, creëer een toepasselijke mountlijst entry voor "TCP:", en type "mount TCP:" @{i}voordat@{ui} u Miami start. "telnet" zal dan de AmiTCP versie van `TCP:" gebruiken (nog steeds gebruikmakend van de Miami TCP/IP stapel, natuurlijk) i.p.v. de in Miami ingebouwde versie van "TCP:". @EndNode @Node "NODE_RESTRICTIONS" "Miami.guide/NODE_RESTRICTIONS" @Next "NODE_HISTORY" @Prev "NODE_COMPATIBILITY" @Toc "Main" Restricties *********** De demo versie heeft de volgende limitaties: @{b}*@{ub} Na 60 minuten hangt het modem de lijn op. SANA-II verbindingen worden na 30 minuten verbroken. @{b}*@{ub} Het is niet mogelijk om TCP verbindingen levend te houden wanneer het modem ophangt. @{b}*@{ub} De "Gebeurtenissen" opties "auto-online na passieve offline" en het lanceren van ARexx of Shell scripts zijn niet beschikbaar. @{b}*@{ub} Het aantal telefoonnummers in de opbeller is gelimiteerd tot drie. @{b}*@{ub} Loggen van het opbellen is uitgeschakeld. @{b}*@{ub} De GUI aanpassing opties zijn uitgeschakeld. @{b}*@{ub} Multicasting en T/TCP zijn niet functioneel. @{b}*@{ub} Het IP filter is niet beschikbaar. @{b}*@{ub} Ping-vloed beveiling is niet beschikbaar. @{b}*@{ub} Het sorteren, samenvoegen en Klembord im-/export functies van de Databank zijn niet beschikbaar. @{b}*@{ub} PPP Callback is niet beschikbaar. @{b}*@{ub} De packet monitoring callback (voor externe packet monitors zoals MiamiTCPDump) is niet functioneel. @{b}*@{ub} Systeem logboek gebeurtenissen kunnen niet geëxporteerd worden naar syslog.library. @{b}*@{ub} De aanwendprogramma's MiamiIfCongif, MiamiRemind, MiamiRoute, MiamiSysCtl en MiamiTCPDump, alle multicasting programma's, en de libraries miamibpf.library en miamiipcap.library kunnen niet gebruikt worden. @{b}*@{ub} MS-CHAP ondersteuning is niet beschikbaar. De GTLayout GUI module heeft een aantal beperkingen vergeleken met de MUI versie: @{b}*@{ub} Slepend sorteren in lijstoverzichten in niet beschikbaar. @EndNode @Node "NODE_HISTORY" "Miami.guide/NODE_HISTORY" @Next "NODE_FUTURE" @Prev "NODE_RESTRICTIONS" @Toc "Main" Geschiedenis ************ @{b}Versie 3.2@{ub} Release-versie @{b}*@{ub} Verschillende aanpassingen. Lees het CHANGES bestand in het Miami hoofdarchief. @{b}Versie 3.0@{ub} Release-versie @{b}*@{ub} Teveel veranderingen om hier weer te geven. Veel gedeelten van het programma zijn vanaf niets herschreven. Versie 3 sleutelbestanden zijn nu vereist. @{b}Versie 2.1p@{ub} tussentijdse release-versie @{b}*@{ub} Laatste officiële release-versie voor 3.0. Voornamelijk foutreparaties en kleine veranderingen ten opzichte van eerdere versies. @EndNode @Node "NODE_FUTURE" "Miami.guide/NODE_FUTURE" @Next "NODE_SUPPORT" @Prev "NODE_HISTORY" @Toc "Main" De toekomst *********** Mijn meer onmiddelijke plannen voor de volgende Miami versies houden in @{b}*@{ub} Een nieuwe API om automatisch online/offline overgangen gecontroleerd door clients af te handelen. @{b}*@{ub} Een compleet nieuwe API ("ANDI") voor veel gemakkelijkere, protocol-onafhankelijke toegang tot TCP/IP functies vanuit applicaties. ISDN is een ander groot punt. Externe ISDN terminal adapters worden reeds bijna geheel ondersteunt. In de meeste modi geldt dit ook voor het ISDN-Master bord, behalve in "synchrone PPP in HDLC mode". Deze modus benodigd nieuwe drivers en een nieuwe API, maar daar zijn mensen mee bezig... De enige echte grote (intentionele) limitatie van Miami is dat het gestricteerd is tot een enkel-interface. Een opvolgende protocol stack "Miami Deluxe" is gepland voor later in 1998. Op het moment houden mijn plannen voor Miami Deluxe ondersteuning voor meerdere interfaces en misschien vele andere functies handig voor routers, zoals Socks daemon ondrsteuning, IP masquerading en firewall functies. Er zal een korting zijn voor geregistreerde gebruikers van Miami ten aanzien van een registratie van Miami Deluxe. @EndNode @Node "NODE_SUPPORT" "Miami.guide/NODE_SUPPORT" @Next "NODE_ACKNOWLEDGEMENTS" @Prev "NODE_FUTURE" @Toc "Main" Ondersteuning ************* Er zijn verschillende manieren om technische ondersteuning, updates etc. te krijgen: @{b}email@{ub} kruse@nordicglobal.com @{b}briefpost@{ub} Nordic Global Inc. Attn: Holger Kruse PO Box 780248 Orlando FL 32878-0248 USA @{b}WWW@{ub} http://www.nordicglobal.com/Miami.html @{b}mailing lijsten@{ub} zend "SUBSCRIBE miami-talk-ml" of "SUBSCRIBE miami-announce-ml" in de inhoud van een mail naar "Majordomo@nordicglobal.com". @EndNode @Node "NODE_ACKNOWLEDGEMENTS" "Miami.guide/NODE_ACKNOWLEDGEMENTS" @Prev "NODE_SUPPORT" @Toc "Main" Dankbetuigingen *************** Mijn oprechte dankbetuiging gaat uit naar: @{b}*@{ub} de vroege alpha en beta testers Karl Bellve, Mike Fitzgerald, Adam Hough, Daniel Saxer, Stefan Stuntz en Oliver Wagner. @{b}*@{ub} Karl Bellve en Daniel Saxer voor hun grote inzet voor ondersteuning. @{b}*@{ub} NSDi voor de eerste publiekelijk beschikbare TCP/IP protocol suite voor AmigaOS en het zeer bruikbare API. @{b}*@{ub} James Cooper, Steve Krueger en Doug Walker voor het SAS/C ontwikkelsysteem en hun grote mate van ondersteuning. @{b}*@{ub} Stefan Stuntz voor zijn mooi grafische gebruikersinterface pakket MUI. @{b}*@{ub} Klaus Melchior voor zijn MUI custom class "Busy.mcc". @{b}*@{ub} Robert Reiswig voor het aan mij lenen van belangrijke computeruitrustingen. @{b}*@{ub} de universiteit van California voor hun succesvolle continue werk aan de excellente BSD netwerkcode. @{b}*@{ub} Reinhard Spisser en Sebastiano Vigna voor hun Amiga omzetting van "makeinfo". @{b}*@{ub} Paul Trauth, de winnaar van de Miami logo wedstrijd, voor zijn mooie collectie plaatjes. @{b}*@{ub} John Pszeniczny voor zijn mooie variaties van het "Miami" logo. @{b}*@{ub} Jim Szutowicz voor zijn veel-kleuren versies van het "Miami" logo. @{b}*@{ub} Martin Huttenloher en Stefan Stuntz voor hun permissie om MagicWB plaatjes in Miami te gebruiken. @{b}*@{ub} Roman Patzner voor nieuwe icoonontwerpen. @{b}*@{ub} Olaf Barthel voor gtlayout.library en hulp bij het nalopen van enkele problemen. @{b}*@{ub} alle gebruikers die besloten hebben om Miami te registreren. @EndNode